Bijzonder gebied tussen de dijken

Categorie: Nijbroekers in beeld Pagina 2 van 3

Het gelui(d) van Nijbroek

Een mooie zaterdagmiddag in oktober. We gingen naar Nijbroek om aan vrienden ons nieuw aangekochte huis te laten zien. Toen wij de auto uitstapten, sloeg de torenklok half vijf. Meteen daarop werden wij verrast door de klokken die begonnen te luiden; eerst de kleine, gevolgd door de warme klanken van de grote, overgaand in een melodieus samenspel. Het klonk als een feest. En het was alsof ze speciaal voor ons werden geluid. Welkom in Nijbroek. Na al die jaren zijn we aan het luiden gewend geraakt, maar we zouden het niet willen missen en vaak komt nog dat gevoel van blijdschap terug als we de klokken horen.

Jannie Berends, die als koster betrokken is bij de kerk, vertelt dat de kleine klok via een elektrisch systeem in werking gezet wordt, maar de grote wordt daarentegen traditioneel geluid. Meestal doet zij dat. Als je op zondagmorgen via de klokkentoren de kerk betreedt, dan zie je hoe zij het dikke touw, die naar de grote klok leidt, hanteert. En zo kan Jannie tijdens het luiden elke kerkganger welkom heten.

Jaren geleden had haar zwager Aart Berends tijdelijk de openstaande vacature van koster op zich genomen, naast de andere functies die hij al in de kerk had. Jannie en haar man Teun besloten om hem te ontlasten. Dat deden ze klaarblijkelijk zo goed, dat na enige tijd het kerkbestuur hen vroeg om het totale kosterschap op zich te nemen. Dat hebben ze vele jaren op vrijwillige basis gedaan. Hun inzet werd erg gewaardeerd, zo zelfs dat in een speciale kerkdienst beiden door de burgemeester van de gemeente Voorst een lintje uitgereikt kregen.

Een belangrijke taak van de koster is het luiden van de klok, elke zaterdagmiddag. In de winter wordt om 4 uur geluid, in de zomer om 7 uur en in de periodes daartussen op- of aflopend met een half uur. Op zondagen of kerkelijke hoogtijdagen worden de klokken als een oproep aan het dorp een uur voor aanvang van de dienst geluid. Dan volgt er nog een tweede keer, een kwartier van te voren: mensen het is nu tijd om naar binnen te gaan. Komt het daardoor dat je eigenlijk nooit iemand te laat de kerk ziet binnenkomen?

Meestal luidde Teun de klokken en iedereen in de Polder Nijbroek wist dat. Totdat er in juli 2016 een agressieve tumor bij hem werd ontdekt. Twee maanden later, op 11 september, overleed hij, slechts 64 jaar. Een klap voor Jannie, voor het gezin, voor de kerk en de Polder Nijbroek.

Teun was er zo van overtuigd, dat Jannie na zijn overlijden als koster zou aanblijven, dat hij dat al zonder verder met haar te overleggen, had laten weten. En Jannie is koster gebleven en haar werkzaamheden deelt ze nu met Johan en Alie Gerrits. Het drietal weet dat ze er niet alleen voor staan, maar dat ze gedragen worden door de gemeente. Op de eerste plaats wordt om de twee weken de kerk door vrijwilligers schoongemaakt en ook voor de jaarlijkse schoonmaak melden zich voldoende mensen aan. Wanneer er na speciale diensten van alles moet worden opgeruimd, dan is dat in een wip gebeurd door de vele helpende handen.

Het voorbereiden van de wekelijkse diensten maakt ook deel uit van de werkzaamheden van Jannie. Het zijn vaak routinematige dingen, zoals het aansteken van de kaars, het zorgen voor een glas water voor de predikant, maar het ordelijk verlopen van de dienst zit juist in dat soort kleinigheden.

Spannende momenten blijven voor haar de speciale diensten, zoals bij huwelijken en begrafenissen. Jannie komt dan pas tot rust als de dienst begonnen is en de dominee zijn eerste woorden spreekt. Als koster moet je van te voren overal aan denken en van alles regelen. En als je toch iets vergeet, dan word je ’s morgens om 6 uur met een schrik wakker. Zoals die ene keer toen er in de winter een begrafenis was. De kachel was niet aangezet. Teun hals-over-kop naar de kerk, maar zo gauw krijg je die niet op temperatuur. Ze belden rond in het dorp en binnen mum van tijd hadden ze overal blaaskacheltjes vandaan gehaald. Maar alle moeite ten spijt, die hielpen niet veel. Zo werd deze begrafenis een extra koude bedoening.

Jannie zal ook nooit vergeten, dat er twee huwelijksinzegeningen op een en dezelfde dag waren. De eerste was vroeg in de middag, in een sober aangeklede kerk. Maar voor de tweede moest de kerk heel uitbundig versierd worden. Hiervoor hadden de vrienden van het bruidspaar maar enkele uren tijd. Er moesten roosjes en kaarsen langs de lambrisering komen en in het voorste gedeelte arenkoren, stenen en kaarsen. Ook moesten er zijden doeken door de prachtige antieke lampen worden gedrapeerd. Maar dat deed Teun zelf. Niemand anders mocht aan die lampen komen. Het contrast met het eerste huwelijk kon niet groter zijn. Na afloop werd het bruidspaar met rozenblaadjes uitgezwaaid. Hier had het kosterspaar niet op gerekend. Toen de bruiloft al in volle gang was, waren Teun en Jannie nog bezig om alles op te ruimen en om de ingetrapte rozenblaadjes van de vloer te schrobben. Voortaan geen rozenblaadjes meer.

Jannie voelt zich op haar plaats als koster in de gemeente van Nijbroek. Het luiden van de klokken geeft haar voldoening. En op zaterdag in het bijzonder brengt haar dat rust. Na het luiden blijft ze vaak nog even in de kerk achter om die rust op zich te laten inwerken, even terug te denken aan Teun. En daarin weet zij zich niet alleen, want vooral het luiden op zaterdag houdt bij veel dorpsbewoners de herinnering aan Teun nog levend.

Dit is het dertiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Over serveren en grond omkeren

Samen met zijn broer Martin verspreidt Tonnie Pannekoek in de vroege avond het zand voor het eerste beachvolleybaltoernooi van Nijbroek op 14 en 15 september 2018. Ondanks dat Tonnie nu met pensioen is, is het verplaatsen van grond nog steeds zijn grote hobby. En in dit geval komt die samen met zijn oude passie voor volleyballen.

Die sport beoefende Tonnie graag in zijn jeugd. In Nijbroek werd in de tweede helft van de zestiger jaren de volleybalclub DVS (Door Vriendschap Sterk) opgericht om de jongeren meer aan het sporten te krijgen. Tonnie was er met een groepje van 10-12 jongens en meisjes vanaf het eerste uur bij. Er werd in dit prille begin in de schuur van het houtvezelbedrijf Fikse gevolleybald. De afspraak was wel, dat als tegenprestatie de spelers op zaterdag hielpen met het balen van de houtkrullen.

DVS begon in de laagste regionen van de competitie. De Nijbroekers bleken talent te hebben en ze waren fanatiek. Vier keer achter elkaar werd de ploeg kampioen en promoveerde. Daarmee haalde men zelfs de regionale pers. Geen wonder dat door deze successen de club groeide en op een gegeven moment waren er wel zo’n honderd leden uit Nijbroek en omgeving. De “thuis”-wedstrijden werden in Apeldoorn gespeeld.

Om te trainen was er behoefte aan meer ruimte en die kwam er ook. Dankzij de prestaties van DVS heeft Nijbroek een prachtige gymzaal aan de Middendijk. Helaas heeft DVS maar een jaar of tien bestaan. De club is opgegaan in SVA Emst.

Misschien is het beachvolleyballen de aanzet voor het oprichten van een nieuwe vereniging. Want het is jammer dat DVS niet meer bestaat. Het volleyballen had een belangrijke functie binnen de gemeenschap. Ouders leefden met de sport van hun kinderen mee en brachten hen naar de wedstrijden. En natuurlijk was de club ook een ontmoetingsplaats voor jongens en meisjes. En van het een kwam het ander. Zo hebben Tonnie en Mieke elkaar hier ontmoet. Zij trouwden en gingen in een nieuwgebouwd huis naast de boerderij van Tonnies ouders aan de Veluwsedijk wonen. In 1992 verhuisden zij naar het monumentale pand op het Dorpsplein dat daarvoor de winkel van Willem en Teuntje Jacobs was.

Vanaf zijn dertiende draaide Tonnie al in het bedrijf van zijn vader mee. Hij hielp mee met het snoeien van hoogstambomen en het maaien van gras. Die werkzaamheden waren welkome aanvullingen op het inkomen van het zware boerenbestaan.

Tonnie nam later het bedrijf van zijn vader over. Het landbouwgedeelte stootte hij in 2002 af en het verzetten van grond werd zijn specialiteit. En er was werk genoeg. Het onderhoud aan de sloten werd een belangrijke inkomstenbron voor zijn bedrijf. Deze sloten lopen langs de rechthoekige kavels in Nijbroek, die een breedte van 30, 60 of 90 meter hebben. Tonnie heeft wel eens uitgerekend dat de totale lengte van de sloten wel 150 tot 175 km moet zijn.

Tonnie maakte vaak lange dagen, vooral als het veevoer voor de wintervoorraad werd ingekuild. Langs de randen van de meerdere lagen plastic waarmee zo’n kuilhoop luchtdicht wordt afgedekt, moest Tonnie dan grond aanbrengen. Vaak kleigrond, dat droog keihard is of in natte toestand overal aan blijft plakken. Het afdichten moet altijd snel na het inkuilen gebeuren. Een secuur werk, waarbij je het folie beslist niet mag beschadigen, want dat beschermt een grote waarde aan veevoer.

Maar ook een grondverzetter heeft wel eens een feestje. Het 25-jarig huwelijksfeest van de schoonouders van Tonnie werd op een vrijdag gevierd. Maar voor zaterdagavond moest er nog een aantal kuilhopen worden gedicht. Tonnie besloot om op het op die bruiloft maar bij een paar pilsjes te laten. Toen iedereen na afloop naar huis en naar bed ging, stapte hij op zijn graafmachine en begon de kuilen onder te dekken.

Bij de eerste twee adressen had men hem niet gehoord of men deed alsof. Maar op het derde adres kwam de boer meteen naar buiten. “Wat ben jij van plan? Dit kun je niet maken met je dronken kop!” Maar Tonnie legde uit, dat hij helemaal niet dronken was en dat hij wel die nacht moest beginnen om alle werkzaamheden voor de zaterdagavond af te krijgen. De boer heeft nog een tijdje staan kijken tot hij het vertrouwen had dat het allemaal goed zou gaan.

In de 80-er en 90-er jaren van de vorige eeuw werkte Tonnie ook vaak mee aan het uitvoeren van natuurprojecten. Het gebeurde nog wel eens dat hij dan in aanvaring kwam met boeren, die het nut  niet inzagen van kikkerpoelen die moesten worden aangelegd. “Waarom doe je daar aan mee? Zonde wat hier gebeurt. Dit land kunnen wij veel beter voor onze gewassen gebruiken!” Die poelen zouden er toch wel komen en Tonnie heeft er heel wat aangelegd. En hij is trots op de bijnaam die hij toen kreeg: de Poelenman.

Een aantal jaren is hij gemeenteraadslid geweest. En dat kenmerkt de man, die naast zijn drukke werkzaamheden ook zijn vrije tijd steekt in het belang van de gemeenschap. Zo is hij ook nu nog altijd actief. Vaak zie je hem rijden op een van zijn machines, het gras maaien in de boomgaard naast de kerk of op het kerkhof. Hij maakt deel uit van het project Polder Nijbroek en samen met Mieke laat hij zijn stem horen bij het koor Oefening en Stichting.

En die stem brengt Tonnie ook heel duidelijk naar voren wanneer hij zegt, dat de Polder Nijbroek niet meer de Polder van weleer is. De weteringen, waarop de sloten van Nijbroek uitkomen, werden in de 14de eeuw speciaal om de Polder geleid en de dijken daarlangs markeerden het  oorspronkelijke gebied binnen de Polder. Maar deze grenzen zijn gedeeltelijk verdwenen. Een deel van de dijken behoort nu tot Terwolde en dat is historisch en landschappelijk gezien niet juist. Alle dijken zouden weer deel van de Polder Nijbroek moeten uitmaken.

Een polder die uniek is en waaraan wandelaars en fietsers hun hart kunnen ophalen. Maar op het gebied van recreatie kan er nog veel voor hen worden verbeterd. Zo vindt Tonnie dat de Wellerweg, die vroeger een doorgaande weg tussen Deventer en Apeldoorn was, een goed begaanbare weg voor fietsers en wandelaars moet worden. Ook van de Zeedijk naar de Vloeddijk via de Blankemate zou een fietsroute aangelegd moeten worden. En niet te vergeten het fietspaadje over het schouwpad naar Doevedans moet verbreed worden. Het is nu zo smal is, dat je bij een verkeerde beweging zo de plomp zou kunnen inrijden. En hij heeft nog veel meer ideeën om de dagrecreatie te bevorderen.

“Wist je,” zei Tonnie tot slot, “dat Nijbroek het koudste deel van de gemeente Voorst is? Dat komt door de vlakte en de wind die er overheen waait. Ik vind dat niet zo erg. Voor mij is het belangrijkste, dat de mensen hier warm zijn.”

Dit is het twaalfde verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

De Geitenboerderij van Geert en Oetine

Geert had een nieuwe vriendin, Oetine een nieuwe auto.

Die mocht Geert lenen om ergens in Zuid-Holland een bok voor de geitenfokvereniging te bekijken. Hij nam een paar kenners mee, een wat excentriek echtpaar. De bok werd door hen allen goedgekeurd voor de zware taak die hem wachtte. Het echtpaar vond het geen punt om het dier gelijk mee te nemen. “Nee, dat kan niet”, zei Geert. Hij bedoelde: “Nee, dat wil ik niet in de nieuwe auto van mijn nieuwe vriendin.” Maar de overredingskracht van het stel was te groot. Met de achterbank wat naar voren paste de bok precies in de bak van de Citroën Dyane. Hij kon geen kant meer uit en het arme dier kwam helemaal klem te zitten toen de vrouw met haar dikke achterwerk  op de achterbank plofte. En meuren in die auto. Met het dak open was het nog een beetje uit te houden. Die stank is dagenlang blijven hangen. Oetine was laaiend. Als verpleegster had ze haar uniform al aan als ze in het verzorgingshuis kwam en ze wist het zeker, al die tijd droeg ze die vreselijke stank bij zich.

Nu 37 jaar later kunnen ze er om lachen. Veel kunnen Geert en Oetine over hun grote passie vertellen: het opfokken van geiten en het maken van allerlei geitenproducten.

Pioniers waren zij op dit gebied. Indertijd waren er maar twee geitenboerderijen in Nederland en melk en vlees van geiten kon je hier aan de straatstenen niet kwijt. Toch had Geert in Nieuw-Zeeland gezien, dat er wel degelijk een markt voor deze producten was. Mensen met een koemelkallergie dronken daar geitenmelk. En er was een grote export van ingevroren geitenmelk naar Taiwan.

De liefhebberij voor de geiten zat hem in het bloed, want later besefte hij dat zijn vader vroeger ook melkgeiten had gehad en dat hij thuis geitenmelk te drinken kreeg.

Met Oetine heeft hij 12 jaar zijn geitenhouderij in Apeldoorn opgebouwd tot zij daar door stadsuitbreiding weg moesten. Het perceel aan de Ossenkolkweg, waar ze hun nieuwe bedrijf opbouwden, lag voor hun gevoel in Nijbroek, ook al wonen ze officieel in Terwolde. Geert en Oetine waren helemaal op Nijbroek gericht: de school voor de kinderen, de kerk, de festiviteiten zoals Dikke Mik.

Het echtpaar had een prachtige geitenstal toen in 2001 het noodlot toesloeg: de MKZ. Ook hun dieren moesten preventief worden geruimd. De financiële klap was groot. Voor de koeien die geruimd werden, kregen de boeren een vergoeding volgens een schaalverdeling. Er bestond echter geen norm voor een financiële regeling voor de vernietiging van geiten. Zij kregen voor de dieren slechts een klein deel van de werkelijke waarde. Maar groter dan het financiële verlies was, net als bij de andere boeren in de omgeving, het verdriet bij het zien van de lege stallen. Het heeft enkele jaren geduurd voordat ze hiervan zodanig hersteld waren, dat ze echt weer de draad konden oppakken.

Het monument van de MKZ staat op het Dorpsplein. Het is maar klein en het lijkt een beetje in een hoek te zijn weggedrukt, zoals mensen vaak verdriet wegdrukken. Het gedicht op dit monument werd door Mathilde geschreven, de toen 10-jarige dochter van Geert en Oetine.

Donker
Een koe loeit,
Een schaap blaat,
Een geit mekkert,
Een varken knort.
Geluid maken ze allemaal…
Maar opeens is het in de wei zo kaal.
Iedereen heeft verdriet en iedereen is boos.
Ja… verdriet hebben we allemaal.
De dieren zijn geruimd.

En juist die zin over het mekkeren van de geiten was de kunstenaar vergeten om op het monument aan te brengen. Dat kon natuurlijk niet. De geiten, de dieren van hun boerderij, werden niet genoemd. Mathilde liet het er ook niet bij zitten. Zij heeft hemel en aarde moeten bewegen, maar uiteindelijk heeft de kunstenaar het volledige gedicht op het monument moeten plaatsen.

Het MKZ-monument op het Dorpsplein, met een gedicht van dochter Mathilde.

Na de MKZ-crisis kwamen er diverse koppels geiten, maar het waren eigenlijk geen dieren om te fokken. De ommekeer kwam toen ze bij een meelevende geitenboer een koppel kochten dat uit hun eigen bloedlijn kwam. Ze pakten toen ook het maken van kaas weer op en zo kwam het plezier in hun werk terug.

Het mekkeren dat verstomd was, klinkt nu weer vrolijk in een stal met een paar honderd geiten. De firma v.d. Weerd uit Oene brengt hun de dieren als ze een dag oud zijn. Gedurende een jaar worden ze dan door Geert en Oetine opgefokt. Daarna gaan ze weer terug.

Om niet geheel afhankelijk van de fokkerij te zijn, begonnen Geert en Oetine ook met een camping en met de verhuur van huisjes. De vele gasten genieten er van de prachtige natuur en de rust van de omgeving. Maar blijft dat zo? Zij zijn bezorgd. Dit prachtige landschap, dat niet bij de grens van Nijbroek ophoudt, moeten mensen tijdens wandelingen en fietstochten kunnen ervaren.

Wat dat betreft heeft het echtpaar nog een leuk idee voor het project Polder Nijbroek. Trek de doodlopende weg langs hun boerderij door als wandelpad naar de Wetering en maak hier een bruggetje. Het zou nog mooier zijn als er een trekpont zou komen te liggen. Zó kun je het klompenpad van Nijbroek verbinden met het Welsums Kippeneindje.

Geitenkaas kon je tot 15 jaar geleden alleen maar in de speciaalzaak kopen. Nu vind je die in elke supermarkt. Hun pionierswerk heeft zijn vruchten afgeworpen. Oetine maakt nu nog verse zachte geitenkaas, Libanese yoghurtkaas en geitenyoghurt. De winkel van Geert en Oetine staat bekend om zijn grote diversiteit aan geitenproducten. Daarnaast verkopen ze er ook wijn van biologisch geteelde druiven van eigen bodem. Het beheer van de wijngaard hebben ze uit handen gegeven.

Hoe mooi kan het leven zijn. Genieten, thuis, in je tuin, op je balkon, of op een bankje aan de Wetering, uitkijkend over Polder Nijbroek, met en goed glas wijn, zo maar uit de IJsselvallei en heerlijke geitenkaas erbij.

Dit is het elfde verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Wat doet Nijbroek in Roemenië?

Veel van de tuinen van de inwoners van polder Nijbroek worden bemest met de compost die verkocht wordt door de Stichting Vrienden van Loamnes. Voorafgaand aan de verkoop, altijd op de eerste  zaterdag van maart, staan er op het Dorpsplein 23 pallets compost en potgrond. De negen leden van de Stichting gaan samen met twintig vrijwilligers al vroeg op pad om huis aan huis in Nijbroek en De Vecht de zakken te verkopen. En met succes. Zo langzamerhand weet elke inwoner wel dat de gehele opbrengst bestemd is voor twee dorpen in Roemenië: Loamnes en Hoghilag. Tussen de middag is er een lunch met soep en broodjes voor de mannen die met al die zakken grond moeten sjouwen en aan het eind van de dag komen ze allemaal bij Wim van der Snel thuis samen. Het is daar dan nog even beslist gezellig, want dat kun je wel aan zijn vrouw Minie overlaten. Een week later wordt dezelfde actie in Terwolde vanuit de woning van Willie en Evert Slijkhuis nog eens grondig overgedaan.

De compostactie is niet de enige manier waarop men geld probeert binnen te krijgen. Ook op de kerstmarkt in Nijbroek is de Stichting elk jaar aanwezig en daarnaast zijn er de nodige sponsoren.

Wim vertelt hoe men op het idee is gekomen om een hulpstichting voor deze twee dorpen op te richten. Na de val van Ceaușescu in 1989 werd in Deventer een hulpactie voor de Roemeense stad Sibiu opgezet. Sibiu is een middeleeuwse stad in het hart van Roemenië met 150.000 inwoners. Het enthousiasme waarmee men zich inzette, sloeg over naar twee diakenen uit Terwolde en Nijbroek. Zij hoorden dat er fietsen, vooral kinderfietsen nodig waren. Die wisten ze overal vandaan te halen. De fietsen werden gerepareerd en door de Nijbroeker Johan de Weerd naar Loamnes gebracht.

Er raakten meer mensen bij betrokken en in de loop van de tijd besloten ze om hun hulp op de gemeente Loamnes, 25 km ten noorden van Sibiu, te concentreren. Er werd daarvoor een eigen stichting opgericht. Het eerste wat daar moest worden aangepakt was het schoolgebouw. De kinderen zaten in tochtige en koude ruimten. Dat probleem was voorbij toen binnen twee jaar met geld van de Stichting alle ramen waren vervangen.

Goed schoolmeubilair was er ook niet en dat is nog steeds een probleem, evenals het tekort aan schoolborden. Als er ergens overtollig schoolmeubilair wordt aangeboden, zijn de leden er als de kippen bij om te kijken of ze dat voor een habbekrats of zelfs gratis op de kop kunnen tikken. En dan moeten ze echt even aan het werk.

Zoals enkele dagen voor het gesprek met Wim. Hij was met enkele mensen bij een school in Apeldoorn geweest om banken en stoelen op te halen. Alles moesten ze zelf versjouwen en in een lesvrachtwagen van rijschool De Weerd laden. Dit meubilair gaat in april 2019 naar Roemenië. Het is een prettige bijkomstigheid dat de boel niet hoeft te worden uitgeladen, want tijdens het lessen moet de vrachtwagen beladen zijn. Dus dat komt mooi uit.

De Stichting heeft verder veel kunnen bereiken om de gezondheidszorg te verbeteren. De dokterspost in Loamnes is door de vrijwilligers met hulp van lokale bewoners gebouwd. Op de muur ervan werd een bordje gemetseld met in het Roemeens en Nederlands de tekst: “Deze dokterspost is mede mogelijk gemaakt door de Vrienden van Loamnes”. Gelukkig kan de dokter nu ook beschikken over stromend water. Het valt voor ons moeilijk voor te stellen, dat dit tot voor kort nog niet zo was. Maar er is nu door de overheid een waterleiding naar het dorp aangelegd. Op de school in Hasag, dat deel uitmaakt van de gemeente Loamnes, moet er echter nog altijd water voor de toiletten met een tractor met giertank aangevoerd worden.

Een wel heel bijzonder project wist de Stichting in Sibiu te realiseren. Daar worden dagelijks zo’n 25 lichamelijk en geestelijk gehandicapte leerlingen met busjes naar hun school Casa Luminii (Huis van Licht) gebracht. Hun klaslokaal bevindt zich niet op de begane grond en tot voor kort moesten alle kinderen door de chauffeurs naar boven gedragen worden, een zware klus, elke dag weer. Een traplift was hier onontbeerlijk. Met een gift van “Vrienden van Loamnes” kon die in Roemenië worden aangeschaft. Maar daar bleef het natuurlijk niet bij.  De vrijwilligers installeerden de lift zelf in de school. Zo werd letterlijk een zware last bij de mensen van hun schouders gehaald.

Op een gegeven moment beschikte de Stichting over een eigen bus om de goederen te transporteren. Die had men tot een soort vrachtwagen omgebouwd. Er waren daarin voldoende slaapplekken voor de vrijwilligers. Aan die bus zat nog een aanhangwagen gekoppeld. Bij een van de transporten – ze waren ergens in Oostenrijk – zagen ze tijdens het rijden opeens vlammen onder de bus vandaan komen. Vreselijk geschrokken kon iedereen nog net op tijd de bus verlaten, maar de bus en de vracht waren reddeloos verloren. Sindsdien nemen vaak Roemeense chauffeurs de spullen mee als retourvracht. Als mede-sponsor van de transporten stelt ook Rijschool De Weerd zijn vrachtwagens ter beschikking.

De hulpacties, die door “Stichting Vrienden van Loamnes” worden georganiseerd, vragen veel inzet van de vrijwilligers, niet alleen qua tijd maar ook fysiek. Bovendien hebben ze met mensen uit een heel andere cultuur te maken, die niet gewend zijn om altijd zo snel te reageren als wij hier gewend zijn. Dat kan nog wel eens frustrerend zijn. Ook moet men steeds bedacht zijn op corruptie en misbruik van de goederen.

Maar dat weerhoudt de leden van de Stichting er niet van om vol goede moed door te gaan. De contacten zijn goed. Om kennis op te doen over recycling en waterzuivering is een delegatie uit Loamnes enkele jaren geleden naar Nijbroek gekomen. Zij werden bij particulieren ondergebracht. De leden hadden voor de Roemenen excursies naar de toenmalige VAR en naar de waterzuiveringsinstallatie in Apeldoorn georganiseerd. Het is mooi te zien, dat mede naar aanleiding van dat bezoek een eigen waterzuivering in Loamnes kon worden geïnstalleerd.

Alle hulde voor Stichting Vrienden van Loamnes. Denk eens al die vrijwilligers wanneer je je planten op het terras en in de tuin dankzij hun potgrond en compost weer zo mooi in bloei staan. Via kleinschalige projecten zetten zij zich in om het zware leven van de mensen in de dorpen Loamnes en Hoghilag te verlichten, zodat ook hun leven tot bloei kan komen.

Dit is het tiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Het Dorpshuis gered

In 1978 werd er in verband met het 650-jarig bestaan van Nijbroek een reddingsoperatie opgezet om het Dorpshuis “De Arend” te behouden. Henk van Eek herinnert zich nog, dat er sprake van was om het Dorpshuis te slopen. Op die plaats zou, hoe bedenk je het, een oudpapierhandel gevestigd worden. Dat moeten we met zijn allen voorkomen, was de algehele sfeer.

Maar daarvoor was veel geld nodig. Er werd een reddingsoperatie opgezet. Henk vertelt, dat de bewoners symbolisch mede-eigenaar van het Dorpshuis konden worden door één vierkante meter voor 100 gulden te kopen. De eerste 40.000 gulden werd via deze actie binnengehaald. Zowel de kerk als de gemeente Voorst deden daar nog elk ca. 90.000 gulden bij en van de kerkelijke diaconie kwam er nog eens een bedrag van 20.000 gulden binnen.

Op deze manier bewees de bevolking van Nijbroek veerkracht en eensgezindheid. De noodzakelijke verbouwingen werden uitgevoerd en zo werd het Dorpshuis, een uniek monument, van de sloop gered.

Op de foto staat een afbeelding van het Dorpshuis “De Arend” uit 1775. Het is een schildering op de deksel van een houtbak die in particulier bezit is.

Dit is het negende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

De Middendijk-Allee

Eigenlijk wel bijzonder dat je geliefde opgroeide in het huis dat door je opa is gebouwd. Mirjam woonde niet ver van Bessel Dalhuisen, aan de overkant van de Middendijk. Na hun huwelijk in 1992 betrokken ze de monumentale boerderij “De Poterijen”, aan het einde van de lange oprijlaan achter de ouderlijke woning van Mirjam. Hier wonen ze nog steeds met hun drie zonen en dochter.

Over die oprijlaan naar “De Poterijen” was in de oorlog een neergeschoten V2 tussen de bomen door gescheerd en zonder te ontploffen in het weiland neergekomen. Bessel had dat ooit van zijn vader gehoord, die verder vertelde dat boeren in de buurt alles van de raket sloopten wat ze maar enigszins konden gebruiken. Een levensgevaarlijke klus. Daarna moest hij tot ontploffing gebracht worden. Men dacht dat veilig te kunnen doen door flink wat strobalen om het projectiel te plaatsen. Natuurlijk hielp dat niets. Alle ruiten in de buurt moesten er aan geloven en een wonder dat er geen verdere ongelukken zijn gebeurd.

Ook wist zijn vader nog dat de vroegere voetbalclub van Nijbroek naast hun boerderij had gespeeld. Kleedkamers waren er niet. De spelers kleedden zich om in een schuur. Als het geregend had, was het pad naar die schuur altijd erg modderig. Gastspelers verwachtten dat niet en ze hadden meestal hun goede  schoenen al onder de vette klei zitten voordat ze in de “kleedkamer” waren. Fanatiek was Nijbroek vooral als de derby tegen Welsum op het programma stond en bij de uitwedstrijd ging iedere rechtgeaarde voetballiefhebber mee. Het voetbalveld van Nijbroek is later naar een wat hogere locatie tussen het dorp en het kruispunt met de Vaassenseweg (nu de rotonde) verplaatst. Uiteindelijk ging de club op in de vereniging van Oene.

Het huis van de familie Dalhuisen ligt wat verscholen aan de Middendijk. Het is een prachtige plek. Vanuit hun tuin zie je in de weide omtrek alleen maar weilanden, afgewisseld met een enkele boerderij en een klein bosje.

De Middendijk is een lange, vrijwel rechte weg, die alleen in het noorden een aantal S-bochten vormt. Aan weerszijden loopt een sloot. Die aan de rechterkant, richting Oene, mondt uit bij het Sluisje, dat op de lijst van Monumentenzorg staat. De huizen, boerenerven en weilanden zijn bereikbaar via bruggetjes, die bijna allemaal geheel in verval zijn geraakt. Oorspronkelijk hadden ze gemetselde gewelfde duikers, zoals op de foto.

Veel bruggetjes met gemetselde duikers langs de Middendijk zijn in verval geraakt of vervangen door betonnen duikers. Jammer, vindt Bessel Dalhuisen.

Ze zagen er schoon en onderhouden uit en dat gaf een zeker aanzien aan de Middendijk. Vele zijn in de loop der jaren ingezakt en overwoekerd door onkruid. Andere zijn helemaal verdwenen en bij die gebleven zijn, is het mooie metselwerk meestal vervangen door lelijke betonnen duikers. Het wordt hoog tijd dat deze bruggen in ere worden hersteld. En dat – vindt Bessel – is een uitdaging voor het project “Polder Nijbroek”.

In elk geval ziet hij het al helemaal voor zich. De Middendijk met hoge bomen, vanaf de Kadijk tot aan het Sluisje bij de Vloeddijk, als een prachtige allee door het groene landschap van Nijbroek met aan beide kanten de mooi gerestaureerde bruggen, elk een monument op zich, als toegang tot de veelal statige boerderijen en huizen.

Dit is het achtste verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Oefening en Stichting, een koor uit nood geboren

Al eeuwenlang worden de kerkdiensten op zondag in de middeleeuwse kerk (nu PKN) door mensen uit Polder Nijbroek bezocht. Het opluisteren van de diensten met het zingen van psalmen en hymnen was beslist geen streling voor het oor. De liederen waren waarschijnlijk te moeilijk en er werd slecht gezongen. Dat kon zo niet langer en met die zelfkennis werd in 1936 het gemengde koor met de opvoedkundige naam “Oefening en Stichting” in het leven geroepen. Daarbij werd besloten, dat het koor aan kerkdiensten zijn medewerking zou verlenen zonder aan de kerk gebonden te zijn.

Wim van der Snel, secretaris, is samen met zijn vrouw Minie al jaren bij het koor. Ze herinneren zich nog goed dat er ook oudhollandse liedjes ten gehore gebracht werden. Een latere dirigent bracht daar verandering in waarna er alleen nog geestelijke liederen worden gezongen.

In de zestiger en zeventiger jaren was meneer van Essen dirigent. Koorleden werden toen nog vaak alleen bij hun achternaam aangesproken, maar bij deze dirigent durfde men “meneer” niet weg te laten. Het koor had maar liefst zo’n 80 leden. Optredens waren er geregeld, soms ook met het mannenkoor uit Epe. Toen bij zo’n gezamenlijk optreden in de hervormde kerk in Twello een lied verkeerd werd ingezet, kapte meneer Van Essen dat resoluut af en hij liet beide koren opnieuw beginnen. En daar heeft hij naderhand duidelijk zijn mening over gegeven. Een goede dirigent hoort niet gemakkelijk te zijn, maar meneer Van Essen was wel bijzonder streng. Toch had men alom respect voor hem.

In die jaren maakte het koor al jaarlijks een uitstapje, zo ook een keer naar Kleef. Natuurlijk werd daar een terrasje gepakt. “Was wollen Sie trinken? Ein kleines, mittel oder ein grosses Bier? Natuurlijk wilden de vaak nog jonge kerels “ein grote Bier”. Maar ook bij koorleden gaat dat bier zijn natuurlijke weg. Op de terugweg vroeg men de chauffeur om stil te houden, maar die vond dat langs de doorgaande weg onverantwoord. Uiteindelijk moest de bus voor een gesloten spoorwegovergang stoppen en de mannen zagen hun kans schoon om uit de bus te springen. Daar stonden ze, allemaal op een rij. Maar ook het verkeer laat zich niet dwingen. Spoorbomen omhoog, de bus trok op en de mannen stonden  met lege handen, figuurlijk dan. Ze moesten een behoorlijk eind lopen voordat ze weer in de bus, die op een veilige parkeerplaats wachtte, konden stappen. Of de chauffeur aan het eind van de rit zijn normale fooi heeft gehad, vermeldt het verhaal niet.

Een aantal van die mannen en vrouwen van toen is nog altijd lid, sommigen al meer dan 50 jaar en er is zelfs iemand die al zijn 60-jarig jubileum heeft gevierd. Dat jaarlijkse uitstapje aan het begin van het seizoen in september is niet meer weg te denken evenmin als de fietstocht aan het begin van de zomervakantie.

Een van de meest ambitieuze concerten die het koor in de laatste jaren heeft opgevoerd was “The Cruxifixion” onder leiding van de toenmalige dirigent Arjan van Hees. Een heel seizoen had men er voor geoefend. Samen met het inmiddels opgeheven koor van Twello werden kort voor Pasen concerten in de kerken van Twello en Nijbroek gegeven. Die oogstten veel lof en waardering. Het was dan ook een opmerkelijke prestatie, vooral omdat voor veel van de leden het Engels echt een vreemde taal is.

Sinds het 75-jarig bestaan van het koor dragen de vrouwen de rood-zwarte kleding en de mannen zwarte pakken met een rode das. Op 12 november 2016 zou voor het 80-jarig bestaan evenals vijf jaar eerder een jubileumconcert gehouden worden. Helaas sloeg dat jaar bij twee jongere leden de gevreesde ziekte toe. Teun Berends, de beste tenor overleed binnen enkele maanden al in september van dat jaar. De lust om te zingen voor een feestelijk concert was de koorleden wel vergaan. Er werd besloten het concert naar 6 mei 2017 uit te stellen. Het was toen de vraag of de beste sopraan, Annie Koorn, dit nog zou meemaken. Zij heeft er helemaal naar toe geleefd. “Dit nemen ze mij niet af”, zei ze dapper. Het werd haar laatste optreden.

Oefening en Stichting een koor dat uit de nood is geboren. De huidige koordirigent, Lucas Dalhuisen, heeft het niveau van het koor verder weten op te bouwen. Met veel enthousiasme wordt er een aantal keren per jaar in de kerk van Nijbroek en soms ook daarbuiten opgetreden en de concerten dwingen altijd een warm applaus af.

Het koor bestaat nu uit 41 leden. Die komen niet alleen uit de Polder Nijbroek, maar ook uit de omliggende dorpen en zelfs uit Deventer. De mensen bezoeken elke dinsdag zeer trouw de repetitie-avonden.

Nijbroek mag trots zijn op het koor “Oefening en Stichting” en op de mensen die zich inzetten voor de vereniging waartoe zeker het werven van nieuwe leden behoort. Gezien de leeftijd is er natuurlijk verloop. Tot nu toe heeft men dit gelukkig met nieuwe leden kunnen opvangen. Maar willen wij ook in de toekomst van dit voor zo’n klein dorp prachtige koor blijven genieten, dan is het noodzakelijk dat bewoners van de Polder en daarbuiten hun stem in dit koor laten meeklinken.

Dit is het zevende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Twee geheimzinnige deuren

In de zestiger jaren moesten er nog veel landbouwwegen geasfalteerd worden. Henk van Eek zette zich als gemeenteraadslid bijzonder daarvoor in. Mede door zijn inspanningen werd in 1968 de Monnikenweg van asfalt voorzien, hoewel de gemeente de bewoners een deel van de kosten daarvan liet betalen. Dat was wel tegen het zere been, vooral omdat de bewoners in eerdere jaren de portemonnee al flink hadden moeten trekken om de weg enigszins begaanbaar te houden. Henk van Eek weet nog heel goed dat de Monnikenweg onverhard was. Er zaten veel kuilen in de weg en de buurtbewoners besloten om zelf geld bij elkaar te leggen om de weg te egaliseren en te verharden. Het was 1949. Je zou denken dat zo vlak na de oorlog genoeg puin voorhanden was, maar zo was het niet. Bakstenen van vernielde gebouwen werden zorgvuldig schoon gebikt om opnieuw voor noodwoningen te worden gebruikt.

Op de hoek van de Middendijk en de Monnikenweg had vroeger Huize Fransenberg gestaan. Hier had de richter gewoond, die het spieker (graanopslagplaats) van het naastgelegen klooster tot zijn woning had verbouwd. Volgens oude verhalen zouden de fundamenten daarvan nog in de grond moeten zitten. Als dat al zo was, dan wist niemand precies waar. En wie had er nu trek in om op goed geluk te gaan spitten? Iemand kwam met het briljante idee om de heer Hulsegger uit Gorssel in te huren, een wichelroedeloper. Met zijn wichelroede ging hij eerst op zoek naar wateraders. Toen hij die had gevonden, stelde hij hem in op steen. Waar zijn wichelroede de aanwezigheid van steen aangaf, werden paaltjes neergezet. De buren begonnen te graven en verbaasden zich erover dat tot op de millimeter nauwkeurig de fundering door Hulsegger was aangegeven. Het steen was zacht, verpulverde gemakkelijk en was daardoor uitermate geschikt om de weg te egaliseren. Achteraf bezien is het ontzettend jammer dat een groot deel van die fundering verloren is gegaan, maar in de eerste jaren na de oorlog had men geen oog daarvoor.

Al eeuwen lang bestond er een gerucht over een onderaardse gang die van het klooster naar de kerk zou lopen. En bij het uitgraven kon het niet anders dan dat met het puin ook de verhalen over die gang naar boven kwamen. “Als wij nu eens ….” “Ja, wacht eens even”, zei de heer Kers. Hij woonde in een oude boerderij aan de Monnikenweg 6. “Mijn vader is ooit, bij het bewerken van het land met een schop op een ondergrondse ijzeren deur gestoten.” Er werd al gauw aangenomen, dat dát wel eens de deur zou kunnen zijn die naar die onderaardse gang leidde. En de wichelroedeloper was toch nog bezig, dus als hem verteld werd, waar hij die moest zoeken, dan zou die deur zo gevonden zijn.

De oude heer Kers, die al wel 90 was, werd gevraagd om ongeveer aan te geven waar hij op die deur gestoten was. Dat wilde hij niet, maar na veel aandringen, kwam hij toch aangestrompeld. Iedereen wachtte vol spanning af. Maar de man kon de plaats niet aanwijzen en hoe de wichelroedeloper ook zijn best deed, een deur werd niet gevonden. Al gauw werd gedacht, dat de oude man het allemaal verzonnen had en het verhaal alleen maar verteld had om zelf in de belangstelling te staan. Maar er werd ook gezegd, dat het wel eens zijn vader of grootvader konden zijn geweest, die op die deur waren gestoten en dat hij het verhaal van hen had. Hoe dan ook, de oude man is naderhand nog dagen van de kaart geweest.

Het gerucht over de onderaardse gang werd opnieuw gevoed bij de restauratiewerkzaamheden van de kerk in 1980/81. Er werd toen ook van allerlei onderzoek onder de kerk gedaan, want er bevonden zich hier nog verschillende graven. Daarbij heeft men in de fundering van de zuidelijke buitenmuur een deur ontdekt. Dit moest wel de deur vanuit de kerk zijn, die toegang tot de geheime gang naar het klooster gaf. Maar helaas was er geen geld meer beschikbaar om hiernaar onderzoek te doen.

De deur bleef dicht. Een gemiste kans. Het mysterie van de onderaardse gang en haar twee toegangsdeuren blijft onopgelost.

Dit is het zesde verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

De vrijwilligers van de begraafplaats

Ik, vrijwilligerswerk? Om de dooie dood niet en zeker niet op een kerkhof. Dit soort geluiden hoor je misschien ergens anders, maar niet binnen de Polder Nijbroek, waar het vrijwilligerswerk op allerlei manieren zo’n belangrijke plaats inneemt.

Gerrit Gerrits kan zich niet herinneren in welk jaar hij precies begonnen is om mee te werken aan het onderhoud van het kerkhof. Hij was bezig met het schoonmaken van het graf van zijn ouders toen hij Berend de Wilde en Marinus Veldhuis, beiden inmiddels overleden, bezig zag om dikke takken met een handzaag af te zagen. Onbegonnen werk. “Ik heb wel een kettingzaag”, zei Gerrit, “en ik kom jullie wel helpen.” Dat is hij blijven doen. In 2004 kwam Aart Berends het onderhoudsteam versterken.

Het kerkhof van Nijbroek ligt laag en bij het delven van een graf zou je zo op grondwater zitten.  Daarom is het oude gedeelte opgehoogd met grond van de zijkanten, zodat er rondom een soort gracht ontstaan is. Het nieuwe gedeelte moest ook worden opgehoogd. Er werd gratis grond van de Vulcanus uit Vaassen aangeboden, maar de gemeente wilde dat niet, want die zou te veel vervuild zijn. Uiteindelijk werd er naast afgegraven grond voor de A1 ook grond gebruikt die van de ijsbaan uit Deventer kwam. Maar volgens Gerrit zat die grond ook vol met puin en bij het delven van een graf hebben ze daar nog steeds last van.

Berend de Wilde wist dat hij ooit een plaatsje op dit nieuwe stuk zou krijgen. “Maar dan het liefst ergens achter aan”, zei hij. Helaas, zo lang mocht het niet meer duren. Hij ligt zelfs helemaal vooraan in het derde graf en Marinus Veldhuis twee graven verder.

Het onderhoud dat Aart en Gerrit doen, samen met Gerrit Wolters en Gertie Dalhuisen, bestaat voornamelijk uit het snoeien van bomen en struiken en het schoonhouden van de paden met een bladblazer. Oude grintgraven worden in het voorjaar schoon gespoten. Het afval wordt door de gemeente opgehaald, maar ze verbranden ook wel al het snoeihout. Op een keer hadden ze er al flink de fik erin. Gerrit had in het kraanwagentje al een volgende bak met takken klaar hangen om er bovenop te gooien. Maar het leek veiliger om even te wachten. Zo redde hij het leven van twee prachtige diertjes, want in de bak zag hij opeens wat bewegen. Er zaten twee bunzings in. Iets dergelijks is hen ook een keer met een egel overkomen.

Door een particulier bedrijf werd eerder het gras gemaaid, maar dat gebeurde slordig aan de randen en het gras om de graven werd niet weggehaald. Nu doet Tonnie Pannekoek het en het ziet er allemaal even netjes uit.

Een grote klus hadden de mannen aan het begin van het jaar 2018. Een storm raasde toen over Nederland. Op het kerkhof waaiden vier grote bomen om. Dat betekende veel zagen en opruimen. Een van de bomen was op een graf terechtgekomen, zonder het overigens te beschadigen. Met alle omzichtigheid moest gewerkt worden om te voorkomen dat tijdens het opruimen het graf alsnog kapot zou gaan. Ook op een kerkhof laat de natuur zich niet stoppen. Dat zie je wel aan die grote rode beuk, die op een afstandje van een graf werd geplant. De eerst smalle stam groeide zo enorm uit, dat de grafsteen helemaal scheef is komen te liggen.

Het kleine huisje dat er staat, noemen ze de kantine. Hier drinken ze hun meegebrachte koffie en eten ze hun broodjes. Elektriciteit is er niet. Het gereedschap dat ze gebruiken, gaat weer mee naar huis, want dat staat hier niet veilig. Ze zagen aan het gebroken raampje van de kantine, dat er al een keer geprobeerd was om in te breken.

Je kunt nog zo je best doen om het kerkhof netjes te houden, er zijn altijd wel mensen die er een troep van maken. Dat zijn niet de bezoekers maar voorbijgangers die op de parkeerplaats stoppen om wat te eten en te drinken. Het afval laten ze voor de vrijwilligers achter. Een keer heeft Gerrit er zelfs een oude kinderwagen gevonden. Er zaten nog nette lakentjes en dekentjes in, maar hij dacht: “Wat moet ik ermee, hup in de container.” Bij nader inzien werd er toch een politieonderzoek ingesteld. Ouders en baby zijn nooit gevonden.

Aart en Gert hebben wel eens gehoord, dat vroeger op een nieuw kerkhof eerst een kind begraven moest worden, voordat er verder gebruik van gemaakt werd. Of dat verhaal klopt, weten ze niet, maar het oudste graf uit 1878 is wel van een kind. Net voor de pomp ligt onder een platte steen de zevenjarige Sophie Romijn, dochter van een predikant, begraven. Zou dit zo’n eerste grafje zijn?

Bij het maken van foto’s op het kerkhof spraken we met een man van 90, die bezig was het graf van zijn vrouw schoon te maken. Hij vertelde dat zijn moeder 86 jaar geleden hier begraven was. Haar graf zou vlak naast dat van Sophie moeten liggen. Het gezin met drie jonge kinderen kon zich  geen grafmonument veroorloven en het graf van zijn moeder kreeg alleen een nummeraanduiding. Hetzelfde gebeurde ook met twee graven daarnaast, maar de drie bordjes zijn in de loop van de tijd verdwenen. Hij vindt het erg spijtig dat hij daarom de exacte plaats van het graf van zijn moeder niet weet.

In Nijbroek zijn wij blij met deze mensen die zich zo inzetten om het kerkhof “leefbaar” te houden. De Polder Nijbroek is een gemeenschap waar alles samen gedaan wordt. We mogen er zeker van zijn, dat hun werk op een dag door een nieuwe generatie wordt opgepakt.

Tijdens zo’n gesprek over hun werk op het kerkhof komen er meer dingen aan de orde en dan blijken eens temeer dood en nieuw leven vlak bij elkaar te liggen. Aart wist nog van een bevalling waar de huisdokter plotseling naar toe moest. Zijn opa en later zijn vader beheerden het café “De Vrolijke Boer” aan de Vloeddijk op de hoek van de Veluwsedijk. Terug van de markt in Deventer legden hier altijd de Elburgse visboeren aan.

De Veluwsedijk was nog een zeer slecht begaanbare zandweg. Als hij daar moest zijn, parkeerde de dokter meestal zijn auto bij het café. Hij ging dan verder op de fiets van de vader van Aart. Op zekere dag moest hij plotseling naar een bevalling. Aarts vader was net thuis van een slacht en hij had al het slachtersgereedschap nog in de fietstassen zitten. De dokter had zo veel haast dat hij daar niet op lette en onder grote hilariteit van de cafébezoekers vertrok. Dat zou een zware bevalling worden! En men proostte nog eens extra op een goede afloop.

Foto: Aart Berends, Gerrit Gerrits en Gerrit Wolters nemen even koffiepauze voor de kantine.

Dit is het vijfde verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Oorlogsperikelen

In Nijbroek zijn tijdens de oorlog nooit die verschrikkelijke dingen gebeurd die er in veel andere delen van het land wel zijn voorgevallen. Nooit werd er iemand opgepakt, laat staan geëxecuteerd en er zijn ook geen razzia’s gehouden. Op het kerkhof zul je tevergeefs naar oorlogsgraven zoeken.

Tijdens de oorlog was Henk van Eek nog een jongen. Hij put uit zijn eigen herinnering en uit de verhalen die hij gehoord heeft over de oorlogstijd in Nijbroek.

Meer nog dan anders was Nijbroek in die dagen een hechte gemeenschap. De dominee was Duitsgezind en lid van de NSB. Toch was hij op geen enkele manier fanatiek en hij heeft nooit iemand verraden. Vanaf de kansel werd ook nooit over politiek gesproken. Wel dachten de mensen, als de dominee bij de NSB is, dan kan dat toch niet zo slecht zijn, dus waren er meer NSB-ers in Nijbroek zonder daar verder een grote politieke waarde aan te hangen. Zo ging eigenlijk iedereen zijn eigen gang.

Natuurlijk was niet iedereen even blij met de Duitse gezindheid van sommige Nijbroekers. En om daar een keer uiting aan te geven, schilderde iemand ’s nachts een van de koeien van zijn NSB-buurman helemaal oranje. Hoewel bekend werd wie het gedaan had, bleven ze gewoon goede buren. Dit tekende een beetje de sfeer in het dorp.

Na de slag om Arnhem in september 1944 trokken de evacuees de Veluwe over. En wie in Nijbroek kwam, kon er op rekenen te worden geholpen. Er werd dan clandestien geslacht en er werd van de toch al berooide mensen geen geld gevraagd.

Ook tijdens de hongerwinter kwamen er mensen uit het westen naar onze streek. Op Henk maakten vooral de kindertransporten uit Amsterdam, soms ook uit Rotterdam, veel indruk. De kinderen kwamen met de trein in Deventer aan. Henks vader was diaken van de kerk en hij organiseerde de ontvangst en het verdere transport van de kinderen. Ze werden met paard en wagen uit Deventer opgehaald en ze gingen over de dijk langs de IJssel naar Nijbroek en omgeving. Dat was niet ongevaarlijk. De geallieerden lagen al aan de overkant en die schoten op alles wat bewoog. Zo is ook een van de transporten van zijn vader een keer beschoten. Alle kinderen moesten uit de wagen en zich schuilhouden tot men doorhad dat het hier om een hulptransport met kinderen ging. Iedereen is veilig aangekomen. De dankbaarheid van de mensen, die geholpen werden, was groot. Velen zijn contact blijven onderhouden en hebben hun weldoeners in Nijbroek nog vaak opgezocht.

Hoewel de mensen in Nijbroek niet werden opgepakt om naar werkkampen in Duitsland gestuurd te worden, kregen ze wel allerlei taken in de buurt toebedeeld. Zo moesten er loopgraven langs de IJssel komen om de oprukkende geallieerde troepen tegen te houden.  De dorpelingen dienden zich te melden om mee te helpen graven. Had je nu een dag geen zin of kon je echt niet, dan regelde de dominee voor jou wel een “geldig” excuus om weg te blijven.

Bovendien moest er ’s nachts gepost worden bij hooibergen en bij de manege aan de Blikkenweg in Terwolde. Er waren groepen actief die het er op gemunt hadden om deze plaatsen in brand te steken. De mensen moesten door weer en wind op de fiets, vaak naar Twello, en bij het wachtlopen was men uiteraard niet bewapend. Dat was voor de meesten erg spannend en ook wel erg dubbel. Want je waakte voor de vijand en wat moest je doen als je oog in oog kwam te staan met een verzetsstrijder?

Een van de mensen die moest posten, woonde op de Geere. Hij was een verstokt roker, maar hij wist dat het meenemen van rookgerei en zeker van lucifers ten strengste verboden was. Toch dacht hij de Duitsers om de tuin te kunnen leiden. Onder het zadel van zijn fiets had hij zijn tabak, vloeitjes en lucifers verstopt, ervan overtuigd dat de Duitsers dat niet zouden vinden. Maar natuurlijk kende men die truc en tijdens het posten had men de spullen gevonden. Hij kon niet anders dan bekennen dat ze van hem waren. Hij verwachtte te zullen worden gearresteerd. Maar dat gebeurde uiteindelijk niet en hij mocht gewoon naar huis en hij is zijn hele leven lang blijven roken.

Fietsen waren er dus nog in Nijbroek, al moesten ze wel verstopt worden, zeker tijdens het laatste oorlogsjaar. Die fietsen verborg men vaak in een stukje bos dat zich rechts aan het einde van de Monnikenweg bevond. Maar niet alleen fietsen, ook paarden, want in de hongerwinter werden alle paarden door de Duitsers in beslag genomen. Alleen de paarden van de bewoners van de Monnikenweg bleven gespaard. Toen ter ore kwam, dat men de paarden moest inleveren, verstopte men die gauw in dat bosje. Om beurten bewaakten de boeren overdag die plaats en gaven ze de dieren water en hooi. Volgens Henk van Eek waren het twee paarden van zijn vader, ook twee paarden van Jan Kers, drie van de fam. Stenfert en verder een paard van Lucas Veldhuis en van fam. Van Vemde.

Het is heel wonderlijk dat er in Nijbroek tijdens de oorlog nooit iets ernstigs is voorgevallen. Zelfs bij de bevrijding in april 1945 heeft het dorp maar drie dagen onder vuur gelegen, terwijl  in de omliggende dorpen en buurtschappen de beschietingen wel drie weken duurden. Mensen hielpen elkaar, aan welke kant je ook stond. Zo kon het zelfs zijn, dat op Lommerlust waar tijdens de oorlog Joden ondergedoken hadden gezeten, ook de NSB-burgemeester van Groningen even een veilig onderkomen vond.

En die dominee dan? Hij werd uiteraard na de oorlog afgezet en mocht de eerstkomende vijf jaar niet meer preken.

Dit is het vierde verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Pagina 2 van 3

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén