Bijzonder gebied tussen de dijken

Categorie: Nijbroekers in beeld Pagina 1 van 3

Hoog in de boom

Als je zo over het vlakke groene landschap kijkt, zou je niet zeggen, dat Polder Nijbroek eens een gebied was waar heel veel fruitbomen hebben gestaan. Net als in de Betuwe is het type grond, dat bestaat uit rivierklei met een bepaald zavelmengsel, hiervoor bijzonder geschikt. Voor de boeren was het aantrekkelijk om fruitbomen te hebben. Dat waren indertijd uitsluitend hoogstamfruitbomen. Het vee kon hier gemakkelijk onderdoor lopen en zich ook nog eens te goed doen aan gevallen vruchten. Hier en daar in de IJsselvallei vind je nog wel een bongerd met hoogstamfruit, maar als teler moet je al gauw zo ‘n 10 ha hebben om er iets geld aan over te houden. Het onderhoud en het plukken kosten te veel tijd en dat maakt het commercieel niet aantrekkelijk. Na de sanering in de dertiger jaren zijn veel boomgaarden verdwenen. Gelukkig is er een ommekeer. Er zijn allerlei initiatieven om hoogstamfruitbomen in het landschap en in grote tuinen terug te brengen. Ton van Genabeek is iemand die hierover heel veel kan vertellen. 

Wij hebben een afspraak op een druilerige novembermiddag. Bij het witte huis op de hoek van de Middendijk en de Monnikenweg loop ik achterom. Ton zit in de woonkamer en hij gebaart mij om er helemaal om heen te lopen. Als hij de deur opendoet, staar ik nog even naar de twee vriendelijk ogende fjordenpaarden. Ik zie ze altijd onder de fruitbomen lopen als ik hierlangs rijd. De regen en de modder schijnen hen niet te deren. “Ze zijn van Jacqueline”, zegt Ton, terwijl hij me een dampende kop thee voorzet, “zij is een echte paardenliefhebster. Het was voor haar een jeugddroom om zelf paarden te kunnen houden”.  

Om dit te realiseren was hun grote wens om een boerderijwoning in de omgeving van Deventer te kopen. De woning die ze vonden aan de rand van de bebouwde kom van Nijbroek had enorm veel achterstallig onderhoud. Na het overlijden van de laatste nazaat van de oorspronkelijke bewoners, was er een gezin komen wonen, dat alleen het rieten dak had vernieuwd. Verder niets. Je kon letterlijk op bepaalde plaatsen door de muur kijken.  

In overleg met de gemeente werd er een restauratieplan opgesteld, dat casco door een aannemer werd uitgevoerd. Vanzelfsprekend moest er ook de noodzakelijke spouwmuur- en dakisolatie aangebracht worden. 

Maar voor ze konden beginnen, brachten Ton en Jacqueline hun eerste winter op deze nauwelijks warm te krijgen plek door. Een hele strenge nog wel, die winter van 2002 op 2003.  ‘s Nachts in de bedstee bij een temperatuur, die in huis daalde tot enkele graden onder nul. Overdag was het binnen niet warmer te krijgen dan 16 graden. 

Je krijgt het er koud van, maar gelukkig is de woonkeuken behaaglijk warm, ondanks het heel hoge plafond. We drinken onze thee aan een lange tafel. Door het hoge raam, dat in kleinere ruiten is opgedeeld, kijk ik uit op de Middendijk. De weilanden daarachter vervagen in dit grijze, natte weer. “Raamisolatie is daar niet mogelijk”, zegt Ton. “Daarvoor ben je te zeer aan strenge regels gebonden. Bovendien, het raam lijkt wel recht en de ruitjes ook, maar niets is minder waar.”  

Op het erf staan veel hoogstamfruitbomen. Toen Ton er kwam wonen, had hij geen idee hoe je die zou moeten onderhouden.  Hij kwam in contact met de Hoogstambrigade Salland, een organisatie die zorgt voor het snoeien en onderhouden van hoogstamfruitbomen. Ton werd zo enthousiast dat hij in 2007 besloot om met enkele andere leden de Stichting IJsselboomgaarden op te richten. Er zijn veel van dit soort organisaties en elke nieuwe stichting helpt mee om de kennis van hoogstamfruitbomen te vergroten. 

Zij bemiddelen niet alleen bij vraag en aanbod van deze fruitbomen, maar helpen ook om plannen te maken voor de aanleg. Verder geven zij advies over alles wat met het planten ervan te maken heeft, bijvoorbeeld over de onderbeplanting. Ook over te verkrijgen subsidies kunnen deze stichtingen je informeren. En als je fruitbomen hebt, dan wil je natuurlijk zo veel mogelijk oogsten. Maar moet je dat wel doen? Zou je niet fruit laten liggen waarop weer allerlei dieren en insecten afkomen? 

Toen de eerste sapmobiel in Nederland werd geplaatst, was de Stichting IJsselboomgaarden daarbij behulpzaam. Het apparaat kwam in Welsum te staan. Voor veel mensen uit de omgeving is inmiddels de Welsumse sapmobiel een begrip. Ze zien hem in werking, wanneer ze in oktober naar de jaarlijkse gezellige sapdag op “De Blankenmate” gaan om er hun fruit te laten persen of om er zo maar een kijkje te nemen. De pers heeft met een sapopbrengst van 80% een ongelooflijk hoog rendement.  

In de kern van Nijbroek liggen twee fruitboomgaarden. De oudste op het terrein tussen de kerk en de Dijkhuizenweg. Enkele jaren geleden werd in het nieuwbouwwijkje een tweede boomgaard aangelegd. Ton zou het toejuichen als de bewoners zelf deze bongerds gaan onderhouden en net als hij enthousiast worden over deze fruitbomen. Ook wil hij mensen bewegen om zelf een boomgaard aan te leggen of om oude boomgaarden te vernieuwen. Een speerpunt voor een nieuwe bongerd zou “Project 26” zijn, zodra dat terrein eenmaal in eigendom is. 

Als je er over denkt om hoogstamfruitbomen aan te planten, dan kan de Stichting IJsselboomgaarden je daarbij behulpzaam zijn. Om de vele informatie die beschikbaar is met belangstsellenden te delen, denkt Ton aan een workshop in het Dorpshuis. De stichting kan ook advies geven over de rassen, die je het beste kunt telen. In de Polder Nijbroek zijn er gebieden waar zand- en kleigrond elkaar afwisselen, soms op een afstand van maar 10 meter. En waar de ene fruitboom juist kleigrond nodig heeft en op zandgrond niet gedijt, is het bij de andere net andersom. Hoe zorg je ervoor dat jouw bomen minder vatbaar zijn voor ziekten en plagen en hoe kun je zonder bestrijdingsmiddelen kweken? De stichting heeft de antwoorden.

De Stichting IJsselboomgaarden werkt nauw samen met de Universiteit van Wageningen als het gaat over het onderzoeken naar de eigenschappen van de verschillende rassen. Welke appels zijn het beste geschikt om cider te maken of welke gebruik je voor appelstroop? Tijdens ons gesprek noemt Ton nog heel speciale rassen, zoals de ananas-reignet, een appel die naar ananas smaakt of de present van Engeland, een appelras dat heel lang draagt, zelfs tot in januari als er al een dik pak sneeuw ligt.  

Aanplant van deze bomen geeft een enorme impuls aan de biodiversiteit van de omgeving en helpt bovendien mee om Polder Nijbroek zijn cultuurhistorische gezicht terug te geven. De verscheidenheid die daardoor in het groene landschap ontstaat, maakt fietsen en wandelen alleen nog maar aantrekkelijker. Er kunnen bloesemdagen georganiseerd worden en via folders kan aan de dagrecreant niet alleen uitleg over de boomgaarden worden gegeven, maar ook worden verteld hoe je daarvan kunt genieten. Pak je schilderezel, maak foto’s of picknick op een warme dag in de koele schaduw van zo’n appelboom.  

Bij dat laatste kan ik me niet zo veel voorstellen als ik afscheid genomen en weer naar buiten stap, de koude regen in. Ton gaat hooi pakken voor de paarden. Ze kijken me nieuwsgierig aan, ik loop nog even naar hen toe, maar als ik ze wil aaien, wenden ze hun hoofd af. Zonder paraplu loop ik naar huis. Terug in de warmte denk ik, wat een mooi plaatje dat straks in het voorjaar moet zijn: die prachtdieren onder de bloeiende fruitbomen. Niet alleen bij Ton en Jacqueline, maar hopelijk op veel meer plaatsen in onze polder.

Dit is het drieëntwintigste verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Als de eerste schapen over de dam zijn …

Ze hoefden er helemaal niet over na te denken. Dit zou hun plek worden. Ze zaten daar aan de picknicktafel aan het Geersepad met het prachtige vergezicht over de zonovergoten groene weilanden met het rood- en zwartbonte vee. De licht wuivende takken van de wilgenbomen, het zachte geritsel van de bladeren en de roep van de hoog vliegende buizerd voelden als een welkom. Het bruggetje over de Wetering, zo smal dat voetgangers nauwelijks elkaar kunnen passeren. En als je dat dan overging … Ja, ze wisten het zeker, dan was je bij hun huis. Nu was het nog niet zo ver, maar dit moest het worden.

Berend Oosterhoff en Kirsten Alberts wonen, nu ruim twee en een half jaar later, in dat huis aan de Wetering, langs het Geersepad. Het ziet er zo knus uit met dat kleine bruggetje over de sloot, dat naar de voordeur leidt, die overigens nooit geopend wordt. Mensen gaan achterom, waar ze worden binnengelaten in een ruime hal. De woonkamer en woonkeuken zijn modern en gezellig ingericht, veel groter dan je van buiten zou verwachten.

“Hoe komen die mensen met de auto bij hun huis?”, horen Kirsten en Berend vaker dan eens voorbijrijdende fietsers zich afvragen, die intussen alle moeite moeten doen om het bruggetje veilig over te steken. En met deze vraag in hun hoofd fietsen ze verder, want de inrit op het punt waar het fietspad smaller wordt, was hen niet opgevallen.

Het is maar wat fijn, dat dat bruggetje zo smal is. Het grotere en snellere sluipverkeer is daardoor taboe. Maar niet iedereen durft er zo maar overheen te fietsen. Dan stappen ze af en nemen dan vaak de tijd om even om zich heen te kijken en van het prachtige uitzicht en de natuur te genieten. Als Kirsten en Berend er dan net aan komen lopen, ontstaat er altijd wel een leuk gesprek.

Vaak vertelt het stel daarbij hoe ze zich vanaf de eerste dag hier thuis voelen, aangetrokken door het buitenleven en de rust. Daarbij komt het bijzondere gevoel dat bijna niet uit te leggen is: te mogen wonen in het prachtige dorp Nijbroek. Zijn het de mensen, is het de historie of het landschap, of dit alles samen? En  kippenvel krijgen als nieuwkomer op de avond van Plaatselijk Belang om het volkslied van Nijbroek mee te zingen. “Wat een mooi moment was dat”, zegt Berend.

Hun beide vaders vroegen zich eerst wel af, waaraan ze begonnen door een huis dat zo buitenaf staat te kopen. Maar ook zij hebben ingezien, dat dit een heel goede beslissing was. Als ze er nu zijn, genieten ze er net zo veel van (en vanzelfsprekend hun moeders ook) en allen helpen met heel veel plezier regelmatig mee. Want er is heel wat te doen. Hobbyboeren in spé.

Het begon allemaal anderhalf jaar geleden. Een collega vroeg aan Kirsten of zij wegensomstandigheden voor een half jaar drie schapen kon opvangen. Ja, leuk, maar schapen houden, hoe doe je dat? De schapen, die ze kregen, bleken erg wild en schuw te zijn en schrokken van alles. Een spoedcursus was vereist. Gelukkig hebben ze geweldige buren, die de nodige kennis en ervaring over het houden van dieren in huis hebben, altijd bereid om henmet raad en daad bij te staan. Nu zijn de schapen allang aan hun verzorgers gewend. Gelammerd hebben ze ook, helaas werd het eerste lam doodgeboren, maar het tweede zorgde er wel voor dat er beschuit met muisjes op tafel kwam. Er werd nog een lammetje bijgekocht en inmiddels bestaat de kudde uit 9 ouessanten, het kleinste schapenras ter wereld.

Daarbij passen heel mooi de twee Göttinger varkens, die ze als biggetjes in de lente van dit jaar kregen. Dit mini-varken is heel erg rustig. Deze kleine veestapel wordt nog eens extra opgevrolijkt door een paar kippen en een haan.

Dan is er nog een huisgenoot, Juun. Juun is hun zesjarige hond, een kruising tussen een teckel en een jack russell. Kirsten had zich over hem ontfermd nadat hij als puppy bij haar werkgever was gedumpt. Daar heeft hij echt niets van overgehouden, want Juun is voor niets of niemand bang. Dat zou je niet verwachten als je hem zo rustig in de huiskamer in zijn mand ziet liggen, maar ze moeten hem echt in de gaten houden. Hij had al een keer een kip van de buren te pakken, zijn bek vol veren. Behalve Juun zelf was hier niemand blij mee, zeker de kip niet want die moest worden afgemaakt. Ze vonden het heel vervelend. Gelukkig werd de buurman niet boos. Helemaal gewend aan het buitenleven had hij alle begrip en reageerde met een “och zoiets kan gebeuren”.

Het huis, de grond erom, de dieren. Er blijft naast hun drukke banen weinig tijd over voor andere dingen. Al is er een hobby die ze allebei geweldig vinden: motorrijden. Beiden hebben een motor en ze maken ook deel uit van de Motorclub Nijbroek. Berend helpt mee met het uitzetten en organiseren van de jaarlijkse rit. In 2020 wordt die voor de tiende keer gereden. Met zo’n 30 motoren wordt een traject van ca. 200 km afgelegd. De dag sluiten ze altijd af met een barbecue bij het Dorpshuis. Dat er op zondagmorgen wordt gestart, terwijl anderen naar de kerk gaan, vindt Berend wel heel speciaal. Ook dit laat zien, dat men hier elkaar accepteert en respecteert.

Berend en Kirsten zijn trots op hun mooie moestuin. Nu nog wat fruitbomen en een bloemenveld aanleggen om insecten aan te trekken. Ook denken zij er over om hun letterlijk en figuurlijk kleine veestapel met een paar ezeltjes uit te breiden. 

Met af en toe wat vrijwilligerswerk hebben ze al helemaal hun draai binnen het dorp gevonden. Op de informatieavonden in het Dorpshuis van de werkgroepen die zich binnen de Polder Nijbroek bezighouden met het wonen, de biodiversiteit en de recreatie zijn ze steevast te vinden. “Maar”, bijna verontschuldigend, “het huis, de tuin en de weilandjes vragen naast de drukke banen die wij hebben veel tijd. Als we wat meer tot rust gekomen zijn, zullen wij ons zeker bij een van die groepen aansluiten.”

In Nijbroek, en met name in hun huis bij het bruggetje over de Wetering, hebben Berend en Kirsten hun stekje gevonden. Hun gevoel van die zonnige middag op het bankje bij de picknicktafel is niet weggegaan. Wat voor weer het ook is, telkens als ze thuis komen, schijnt de zon en voelt het als de mooiste vakantie.

Dit is het tweeentwintigste verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

VERKEERDE AFSLAG – GOED AANGEKOMEN

Als Jan Lammers half september 2004 bezig is om een preek te maken, gaat de telefoon. Het is Jannie Stenfert, die hem belt namens de protestante gemeente in Nijbroek om een beroep op hem te doen als predikant. Nijbroek? Nooit van gehoord.

Jan is dominee in Amsterdam en heeft daarnaast een baan in het onderwijs, die hem steeds zwaarder valt. Het zou prima passen om naast Amsterdam een tweede gemeente te hebben. Maar in een dorpje op de Veluwe? Zijn vriendin Sita, ze kennen elkaar inmiddels een jaar, heeft zo haar bedenkingen. Ze is huisarts in Amsterdam, heeft sinds kort haar eigen woning, en ze moet er niet aan denken om deel uit te gaan maken van een of andere zware Veluwse geloofsgemeenschap.

Maar zo’n aanbod sla je zo maar niet af en ze besluiten om eerst maar eens, zonder zichzelf bekend te maken, een kerkdienst bij te wonen. Daaraan willen ze nog een fikse wandeling vastknopen. De weidse omgeving moet immers prachtig zijn. Het is wel even zoeken; navigatie is nog niet algemeen. Als ze vanaf de A50 richting Nijbroek rijden, zien ze het bord naar de kerk van de gereformeerde gemeente aan de Gaartherweg. Die afslag moeten ze niet hebben. Terug naar de hoofdweg zien ze over de weilanden tussen een paar bomen een toren. Daar zal het dan toch moeten zijn, maar een bord Nijbroek valt nog nergens te bekennen. Pas bij de rotonde zien ze welke kant ze op moeten.

Bij de kerk worden ze gesignaleerd door Jannie en haar man Aart. Beiden hebben er geen idee van dat dit de eerste kennismaking is met hun toekomstige predikant en zijn partner. Ze zien  er in hun wandelkleding niet uit als toekomstige bewoners van de pastorie. De preek van ds. Marchal is uitdagend en enthousiasmerend. Jan spreekt met groot respect over deze dominee, die hij later in Beekbergen zal opvolgen.

Veel van de vooroordelen die Sita heeft, zijn door deze kerkdienst al weggenomen en Jan ziet deze eerste kennismaking met Nijbroek als Gods leiding. Toch zal er nog heel water door de IJsselvallei stromen voordat hij officieel in zijn ambt wordt bevestigd. Dat gebeurt op 5 juni 2005.

Sita blijft vooralsnog als huisarts in Amsterdam werken, maar besluit later om bij Jan in de pastorie in te trekken. De inzegening van hun kerkelijk huwelijk is op zaterdag 14 juni 2008. Het paar voelt zich ondergedompeld in een warm bad. Zij passen helemaal bij Nijbroek en Nijbroek bij hen. Toch wordt er van buiten het dorp heel verschillend naar de dominee gekeken. In Amsterdam spreken ze over hem als de gereformeerde bondsdominee van de Veluwe, terwijl gelovigen uit zwaardere gemeenschappen in de omgeving van Nijbroek hem de vrijzinnige dominee noemen. Jan maakt dat niet zo veel uit. Voor hem is belangrijk, dat er in Polder Nijbroek ruimte voor het geloof is, dat de mensen mild zijn en zich voor elkaar inzetten, ongeacht of ze nu wel of niet naar de kerk gaan. Hier voel je de betrokkenheid, want die kerk is van ons allemaal.

Op de pastorie genieten Jan en Sita dagelijks van de vele vogels om hen heen. Zelf hebben ze krielkippen, zwarte  kippen met dominees kopjes, hoe kan het ook anders. Midden op het grasveld staat een Bijbelse boom, de vijg. Die hadden ze als cadeau van een intervisiegroepje van Sita gekregen. Stekken ervan hebben ze bij hun latere  verhuizing naar Beekbergen meegenomen en twee ervan zijn uitgelopen.

Jan heeft een geweldige periode meegemaakt in de ruim 10 jaar dat hij dominee in Nijbroek was. Er was een buitengewoon goed contact met de dorpsbewoners. Pastoraal zeer betrokken genoot hij van de feestelijke momenten van huwelijksinzegeningen en doop. En niet te vergeten van die speciale momenten dat er koninklijke onderscheidingen werden uitgereikt, zelfs in de dienst op zondag.

Hoe dankbaar een taak als dominee mag zijn, voel je misschien nog wel het beste wanneer er spanning of verdriet is. Dat je echt op die momenten iets voor mensen mag betekenen. Het begeleiden van mensen die terminaal zijn, het leiden van begrafenissen, het er zijn voor de nabestaanden.

Jan gaat het erg aan het hart, dat het hem niet gelukt is om de jeugd meer bij de kerk te betrekken. De openingskampen voor het nieuwe seizoen in september werden wel goed bezocht, ook kwamen de jongelui geregeld op de catechisatie, maar de gesprekken over het geloof kregen in zijn beleving steeds minder diepgang. Alhoewel, het ook wel eens gebeurde dat er een tiener bij hem kwam en vroeg: “Dominee, mag ik ook op de catechisatie?” Van zo’n vraag kon Jan echt blij worden. Hij hoopt dat hij hen toch waardevolle dingen heeft kunnen meegeven voor hun verdere leven.

Voor Jan was een absoluut hoogtepunt het organiseren van het optreden van de bekende groep Sela in augustus 2013. Hij had het idee gekregen om de grote ontmoetingstent van Dikke Mik daarvoor te gebruiken. Op zondag stond die immers toch maar leeg, terwijl er wel bewaking moest rondlopen. Waarom niet zo iets als een evangelisatiedienst organiseren? Iets bijzonders, speciaal voor de jeugd.
En dat werd het, een fantastische avond. De temperatuur lag ’s avonds nog altijd boven de 25 graden en in de tent was het bloedheet. Dat weerhield meer dan 800 mensen er niet van om een prachtig concert van Sela bij te wonen. Nog meer dan door dit geweldige optreden, nog meer dan door de enorme belangstelling was Jan getroffen door het grote enthousiasme van de vele vrijwilligers die voor de PR en voor het bijeenbrengen van de nodige gelden hadden gezorgd.

In 2014 deed Nijbroek mee aan het programma “Zomer in Gelderland” van Omroep Gelderland. Een van de opdrachten bestond uit het optrommelen van tien mensen met een speciaal rijbewijs. Nijbroek zou Nijbroek niet zijn als dat niet lukte. Daar stonden ze, op een rij, ieder met een bord met zijn of haar “speciale rijbewijs”. Jan maakte ook deel uit van deze groep. Op zijn bord stond “verkeerde afslag”. Hij was in zijn loopbaan een andere weg ingeslagen dan die hij oorspronkelijk voor ogen had. Jan had arts willen worden. “Maar nu met een arts getrouwd, is het helemaal goed gekomen”, zei hij. “Het komt voor, dat ik tegen een van de gemeenteleden moet zeggen: daarmee moet je naar de dokter. En omgekeerd, dat mijn vrouw zegt: dit hoort meer bij een geestelijk verzorger thuis.”

Op 1 mei 2016 nam Jan in een volgepakte kerk en tijdens een drukbezochte receptie in het Dorpshuis afscheid van Nijbroek. Sita en hij waren intussen al naar Beekbergen verhuisd, een bewuste keuze om de nieuwe dominee alle bewegingsvrijheid te geven. Aan alles merk je dat Jans hart nog altijd voor een groot deel in Nijbroek ligt. Hij leeft erg mee met de dorpsgemeenschap. Het doet hem goed, dat hij nog regelmatig wordt gevraagd om hier te preken en hij ervaart het echt als iets bijzonders wanneer dorpsbewoners, die naar elders zijn vertrokken, hem nog vragen om hun kindje te dopen.

Vanuit zijn studeerkamer in de pastorie had Jan zicht op de appelboom die hij bij zijn verbintenis met Nijbroek van zijn kinderen had gekregen. De kinderen zeiden erbij dat ze hoopten dat zowel de appelboom als het predikantschap van hun vader vruchten zou dragen. Als hij dan naar buiten keek, kon Jan genieten van de bloesem en de vele appels die er aan de boom hingen maar vooral van de herinnering aan de warme woorden van zijn kinderen.  De grote wens die Jan voor Polder Nijbroek heeft, is dat het een bloeiende gemeenschap mag blijven en dat de inwoners als een overvolle appelboom vrucht mogen blijven dragen.

Dit is het éénentwintigste verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

De Ossenhoeve

In het uiterste zuidwesten van Polder Nijbroek ligt sinds 1872 de boerderij “De Ossenhoeve”. De naam is terug te voeren op een stal, die hier van oudsher had gestaan, waar ossen werden ondergebracht, die voor het ontginnen van het land werden ingezet. Het oorspronkelijke woonhuis van de boerderij vormde één geheel met de koeien- en paardenstal. Het dagelijks vertrek van de woning bestond uit een grote keuken-kamer met bedstee. Boven waren er dan nog extra slaapkamers. Dat hier al vroegere bewoning was geweest, bleek toen bij latere sloopwerkzaamheden onder de vloer nog een holte van een open vuurplaats werd aangetroffen. Hier vond men ook nog een haam, een ketting met tandjes om de ketel op verschillende hoogtes op te hangen.

Nutsvoorzieningen waren er niet. Pas in 1955 werd het pand op het elektriciteits- en telefoonnet aangesloten. Men moest daarna nog eens bijna 20 jaar wachten voordat er gas en verwarming kwam. Als je je wilde wassen, dan deed je dat buiten bij de pomp. Binnen brandde het fornuis, maar dan wel zomer en winter, zodat er altijd een warmtebron was om te koken of om de was op te warmen. Je behoefte deed je in het privaat op de deel. Bij wijze van toiletpapier lagen er oude kranten. Elke zaterdag werd de poepton op de mestvaalt geleegd.

Net als andere dijken in het buitengebied van Nijbroek was de Bekendijk, waaraan “De Ossenhoeve” ligt, een weg vol kuilen en door de klei en modder in de winter en natte periodes bijna onbegaanbaar.

Hier werd Bernard Horstman, de huidige eigenaar, geboren. Hij vertelt met trots dat “De Ossenhoeve” al vier generaties lang in handen van de familie is. Zijn overgrootvader Jannes van Voorst was hier in 1902 begonnen. Jannes was getrouwd met Antonia Vosselman, beiden kwamen uit Epe. Een groot gezin, maar het noodlot sloeg toe. Antonia overleed bij de geboorte van haar tiende kind. 

Je vrouw, je moeder verliezen, maar tijd om te rouwen was er nauwelijks. Het bedrijf moest door, het gezin moest door. Jansje, – Opoe, zoals Bernard haar noemt – was het oudste meisje in het gezin, 10 jaar. Zij moest de taken van haar moeder overnemen. Ze werd van school gehaald om voor haar vader en haar negen broertjes en zusjes zorgen. Dit bleef ze doen tot aan haar huwelijk met Bernards opa, die ook Bernard Horstman heette. (Je ziet steeds weer dezelfde namen terugkomen, omdat je het eerste kind naar je opa of oma vernoemde, het tweede naar je vader of moeder en het volgende naar een oom of tante.) 

Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren, maar het jongste kind overleed helaas bij de geboorte, omdat het te groot was. Onnodig. De dokter had een inschattingsfout gemaakt. Hij had haar naar het ziekenhuis in Deventer moeten sturen.

Hun tweede zoon, Johan, de vader van Bernard, was in 1923 geboren. Hij had een goede neus voor ondernemen. Altijd bezig om juist die producten te telen waar extra vraag naar was en waarvoor mensen bereid waren om wat meer te betalen, zoals vroege aardappelen en suikerbieten. Hij had een bongerd van 3 ha met appel-, peren- en pruimenbomen. Vooral de pruimen brachten, als ze gaaf werden aangeboden, een aanzienlijk deel van het jaarinkomen op. In het seizoen zag je Johan driemaal per week met paard en wagen naar de veiling in Twello rijden.

Naast landbouwer en boer was hij ook imker. Naar heidehoning was de grootste vraag, dus die bracht het meeste geld op. Je moest dan ook niet gek opkijken als je hem op zijn fiets, vol beladen met vier of zes bijenkorven, over de bospaden richting Uddel zag rijden om ze daar op de heide te plaatsen.

In de oorlog werd Bernards vader samen met een van de buurjongens, Hendrik Hekkert, voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland gedeporteerd. Gelukkig was er iemand die er voor kon zorgen, dat zij bij een boer vlak over de grens tewerkgesteld werden. Drie jaar bleef hij daar en opa en opoe Horstman moesten het in die tijd op hun boerderij alleen zien te rooien.

Zoals in de meeste gezinnen in Nijbroek nam ook bij de familie Horstman het geloof een belangrijke plaats in. Het boerenleven, het leven met de natuur, maakte dat men zich in de Polder afhankelijk voelde van God. Duidelijk komt dit naar voren in het wapen en volkslied van het dorp: “Uw wapen spreekt van arbeid ook, de spade in de grond. Steeds werkzaam tot de avond valt, van de vroege morgenstond.”

In het huis, dat in 1966 voor de kop-hals-rompboerderij werd gebouwd, vertelt Bernard vol enthousiasme over zijn bedrijf. Zijn vrouw Hermien schenkt koffie in en is wat verbaasd, dat ik die flinke scheut boerenmelk er niet in wil. Ze hebben een zoon en twee dochters. Het doet hen verdriet, dat geen van hen het ziet zitten om boer te worden. 

Je merkt in alles dat het echtpaar gedreven is door het boerenleven en Bernard vertelt uitgebreid en met kennis van zaken hierover. In 1990 heeft hij het bedrijf van zijn vader overgenomen. We lopen door de stallen, langs de koeien, de kalveren en melkmachines. Het boerenbedrijf is in de loop der jaren erg veranderd. Net als bij topsporters worden van koeien de hoogst mogelijke prestaties verlangd. Gaf een koe 50 jaar geleden nog 6500 liter melk per jaar, nu is dat bijna het dubbele. En de ontwikkelingen gaan door, ook op het gebied van landbouwmachines.

De MKZ van 2001 heeft een diepe wond achtergelaten. Op 17 mei werden er 91 dieren geruimd. Net daarvoor had Bernard nog een koe moeten helpen, die een dood kalf droeg. Dat moest hij er zelf met de grootste moeite uithalen, want de dierenarts mocht niet komen.   

Bernard en Hermien stonden toen overal alleen voor. Vader Johan was op leeftijd, de kinderen waren nog erg jong. Ze voelden zich gevangenen op hun eigen bedrijf. Zelfs de boodschappen mochten ze niet halen, daarvoor zorgde de familie. 

Op 27 augustus kregen Bernhard en Hermien hun nieuwe koeien. Maar de impact op alles wat er gebeurd was, was zo groot, dat Bernard een jaar na het uitbreken van de crisis overspannen werd. Ook in latere jaren kwamen de klachten weer terug. Hoewel niet ideaal, was er gelukkig hulp van Abeos, een organisatie die arbeidskrachten uitleent en waarvan Bernard lid was.

Gelukkig is er nu rust gekomen. De 50 koeien, die ze nu hebben, vragen alle aandacht, maar in tegenstelling tot vroeger is er nu zelfs af en toe tijd voor een korte vakantie. Ver van te voren plannen gaat niet. Ze kunnen pas besluiten om te gaan als ze zeker weten dat de weersomstandigheden gunstig genoeg zijn om het bedrijf achter te laten.

Bernard is als boer erg betrokken bij “Een Rijk Landschap”, een werkgroep binnen Polder Nijbroek, die zich voornamelijk inzet voor biodiversiteit en recreatie. Via deze groep probeert hij zijn droom waar te maken om in de dorpskern met een volkstuin te beginnen, als hij eenmaal met pensioen is. Niet alleen om het dorp van biologische groenten te voorzien, maar ook om de mensen bij te brengen, dat groenten en aardappelen niet vanzelf groeien en wat je allemaal moet doen om plagen en ziektes te voorkomen. 

Hij ziet die tuin al helemaal voor zich, met een Veluwse kippenschuur met veel glas en een uitloop en dat alles omringd door een haag. Gezien het enthousiasme waarmee hij vertelt, is hem de uitvoering van deze droom wel toevertrouwd. Zo kan er in de toekomst een nieuw pareltje aan Polder Nijbroek worden toegevoegd. 

Dit is het twintigste verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Vrouwen in beweging

Dat het een man moest zijn, die met het idee kwam om een vrouwenvereniging op te richten!  Ds. Lindenburg is kort na de oorlog in Nijbroek als predikant aangesteld. Hij vindt het belangrijk dat de vrouwen vaker uit huis gaan om elkaar te ontmoeten. Zijn vrouw is het volkomen met hem eens en samen richten ze met enkele dames in 1947 de Christelijke Vrouwenvereniging Samenwerking op.

Het is een schot in de roos. De vereniging met een christelijke grondslag staat ook open voor andersdenkenden. Tweemaal per maand wordt er een bijeenkomst gehouden. Voor de vrouwen is het een avondje weg uit de dagelijkse beslommeringen van huishouden, boerderij en gezin.

Er zal op die avonden heel wat zijn afgekletst onder het borduren, haken en breien. Al die creatieve handwerkjes worden op de jaarlijkse bazaar uitgestald. De opbrengst daarvan is niet alleen bestemd voor de verenigingskas. Een deel gaat naar landelijke goede doelen. Maar ja, zoals het zo vaak gaat met dit soort dingen, kopen de vrouwen van elkaar. En of dat nu echt de bedoeling was?

Als er besloten wordt om vaker sprekers uit te nodigen, blijft er steeds minder tijd voor handwerken over. Toch wil men de doelstelling om gelden voor goede doelen binnen te halen overeind houden en daarom gaat men in het najaar kamerplanten verkopen. Dit slaat erg aan. Het geld wordt geschonken aan landelijk goede doelen en welke dat zijn hangt veelal af van degene die voor een bepaalde organisatie komt spreken.

Maar ook andere sprekers worden uitgenodigd. Zo kwam er een rijinstructeur, iemand van de politie, en de leukste keer was wel toen die trouwambtenaar kwam, die van te voren gevraagd had of iedereen haar trouwjurk en –album wilde meenemen. Maar wie was de mooiste bruid?

De laatste jaren stagneerde de afzet van kamerplanten en daarom is men overgestapt naar het verkopen van perk- en  terrasplanten. Op de eerste vrijdagavond in mei staat de kleine zaal van het Dorpshuis volgekleurd en volgegeurd met planten die de volgende dag aan de man gebracht worden.

De opbrengsten van de plantenverkoop vloeien natuurlijk ook voor een deel in de verenigingskas. Daarvan kan het jaarlijkse uitstapje betaald worden. Tegenwoordig gaan de leden tegen 5 uur in de middag op stap om iets in de directe omgeving te bekijken en om daarna met elkaar te gaan eten. Maar vroeger trokken ze er echt een hele dag op uit, naar Amsterdam of een andere grote stad. De reisjes werden al in januari met de chauffeur van de VAD, de busdienst die Nijbroek aandeed, besproken. Eenmaal in zo’n stad moest er natuurlijk van alles gekocht worden, vooral kleding. Terug in de bus werd dat allemaal uitgebreid bekeken, zodat de reis naar huis een grote modeshow werd.

Als het over uitstapjes gaat, barsten de verhalen van de vier dames, die bij mij op bezoek zijn, los. Mariëlle Dekker, voorzitter, de bestuursleden Karin Baan, Bep Foks en de oud-voorzitter Minie van der Snel. Grote hilariteit bij die rondtoer op een huifkar tijdens de spits in het centrum van Apeldoorn. Het stoplicht sprong op oranje en de paarden waren in galop. De koetsier kon ze niet meer stoppen en het hele gezelschap stak door rood de weg over. Gelukkig ging alles goed. Ze waren bezig met de Pieter Puijpe rondtoer, een tocht langs kunstwerken van de in Oost-Souburg geboren beeldhouwer.

Zijn kleindochter gidste de dames langs het bronzen borstbeeld van Koning Willem I op het Raadhuisplein, de Kwartjesfontein bij Marialust, de plaquettes op de Gedenknaald en de grafmonumenten van notabelen uit de Apeldoornse gemeenschap op het kerkhof aan de Soerenseweg. Pieter Puijpe en zijn vrouw bleven tot aan hun dood de Zeeuwse klederdracht dragen.

De vrouwenvereniging bestaat nu dan al wel meer dan 70 jaar, maar daar heeft het niet altijd naar uitgezien. Op een gegeven moment waren er zo weinig leden, dat men bang was, dat men de vereniging moest opheffen.

Een zwempartij met schoolkinderen bracht daarin de nodige verandering. Hoe vreemd kan het gaan. Karin vertelt, dat ze eenmaal per jaar vanuit school op woensdag een middagje vrij mochten zwemmen. Kinderen in het water, moeders op de kant, lekker kletsen over van alles en nog wat. Iemand bracht te berde dat de vereniging dringend leden nodig had en spontaan is toen besloten om zich aan te melden. Zo kwamen er opeens 17 nieuwe leden bij, voornamelijk jongere en die zorgden voor een nieuwe impuls. Dat dat gebeurde, ziet Minie als een wonder. “Wij hebben er voor gebeden en opeens was de vereniging weer in volle bloei.”

Minie is 16 jaar voorzitter geweest en zij weet nog veel over “vrôgger”. Zij weet nog, dat met het geld van de plantenopbrengst ook lokale projecten af en toe werden ondersteund. Het pad op het kerkhof moest indertijd hoognodig geasfalteerd worden en vanuit de vrouwenvereniging kon men daaraan met een bedrag van duizend gulden bijdragen.

Ze vertelt verder, dat een van de eerste en langstzittende voorzitters van de vereniging Wil Lankhorst was, de vrouw van de directeur van de christelijke lagere school. Zij verzorgde geheel alleen de avonden. Er werden toen aan het begin en eind van de avond een paar psalmen of gezangen gezongen, men opende en sloot met gebed. Mevr. Lankhorst bracht altijd de overdenking die ze zelf geschreven had. Er werden notulen gemaakt en die werden op de volgende bijeenkomst uitgebreid voorgelezen. Het was duidelijk een andere tijd.

Vermeldenswaardig is ook de naam van Annie Wolters. Zij was, toen de vereniging 50 jaar bestond, de enige nog die er vanaf de oprichting bij geweest was. Zij werd daarom benoemd tot erelid. Dat ging wel met enig vertoon gepaard. Joan Veldwijk zat op de bok van de keurig opgepoetste landauer, waarmee Annie en haar man door Nijbroek werden gereden.

De tijden zijn veranderd. De leden van de vereniging zijn deels wel en deels niet kerkelijk betrokken. Op de maandelijkse grote avond worden geen psalmen meer gezongen en het lezen van de Bijbel heeft plaatsgemaakt voor het vertellen van spiegelverhalen, verhalen die je aan het denken zetten. Vaak worden de avonden met sprekers ingevuld, sinterklaas wordt met elkaar gevierd, en er zijn creatieve avonden. Voor de ouderen wordt er elke maand in de kleine zaal van het Dorpshuis nog een kleine avond gehouden, die door een van de leden zelf georganiseerd wordt. Het is leuk te zien, dat sommige vrouwen niet alleen elkaar ophalen, maar van te voren nog bij een van hen in huis wat voorbabbelen voordat ze naar de vrouwenavond gaan.

De vrouwenvereniging richt zich op die groep vrouwen die de kinderen al groter hebben. Het doel van de vereniging is niet alleen om avonden voor enkel vrouwen te organiseren, maar wat ze doen, willen ze ook met anderen delen. Zo is er eenmaal per jaar een open avond met een interessant onderwerp, waarbij mannen ook van harte welkom zijn. Zelfs waren mannen een keer nodig voor een modeshow. Op een van de open avonden werden liturgiegewaden op de “catwalk” in de historische kerk van Nijbroek geshowd. Onder het vertellen van bijpassende verhalen lieten mannen en een enkele vrouw zien welke gewaden er gedragen werden door o.a. de middeleeuwse dorpspastoor, de vroegere dominee van de strenggereformeerde gemeente en de moderne (vrouwelijke) dominee.

Anne-Marie van de Water is kort geleden tot secretaris benoemd. Het beheer van de verenigingskas ligt bij Karin Baan. Als een zieke wordt bezocht, zorgt Marina Kers voor een bloemetje en zij ziet er ook op toe dat de jubilarissen niet worden vergeten. Aan mensen van 75 jaar en ouder brengen de leden met Pasen altijd een bloemstukje, zelfs als ze als oud-Nijbroeker in een verzorgingstehuis in de omgeving wonen. En mocht iemand geen tijd hebben, iets vergeten zijn of moet er iets extra’s gebeuren, dan heeft de vereniging in Bep Foks een niet te passeren vliegende kiep.

Je merkt dat de vrouwen veel plezier met elkaar hebben. “Samenwerking” is de naam van de vereniging en die eigenschap dragen ze ook uit. Het zij op de kerstmarkt waar ze gebak en worst verkopen, het zij in kleine of grote kring of gewoon op ziekenbezoek. Deze kleinschaligheid binnen het dorp is een groots gebeuren.

Dit is het negentiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Ik ben Nijbroek niet zat!

Op de tafel staat een vaas met mooie zalmkleurige rozen. Een dampende kop rooibosthee staat voor ons. De antieke wandklok in haar knusse huiskamer geeft aan dat wij tien minuten te vroeg zijn, maar dat klopt niet. We zijn te gast bij Miep Stegeman. We krijgen speculaasjes en brokken van een chocoladeletter aangeboden. Het is immers sinterklaastijd. Het weer past bij de tijd van het jaar. Regendruppels op het raam, maar die verhinderen niet, dat we over het weidse landschap aan de Veluwsedijk in Nijbroek uitkijken.

Het is moeilijk voor te stellen, dat haar boerderijwoning in 1739 werd gebouwd, een van de oudste in de omgeving. Alleen aan de achterzijde staat nog een originele muur. Aan die kant zijn we binnengekomen in een ruimte die nu als schuur wordt gebruikt en waar vroeger een stal is geweest. Via enkele treden zijn we de eigenlijke woning binnengegaan, die vanwege de toenmalige grondwaterstand wat hoger ligt.

In dit huis werd Miep 81 jaar geleden geboren, als een nakomeling in een gezin met zeven kinderen. Ze is hier haar hele leven blijven wonen, net als haar ouders en grootouders. Of een van haar overgrootouders er vanaf de geboorte ook al woonde, kan Miep niet zeggen, maar dan ben je al terug in de eerste helft van de 19de eeuw.

Op enkele meubeltjes staan foto’s, die wij een voor een bekijken. Het meest in het oog springt de foto van de vriendelijk ogende Derk. Ze leerde hem kennen bij het zangkoor Oefening en Stichting, waarvan ze nog altijd lid is. Bij een van de kooruitjes sloeg de vlam over. In 1956 zijn ze getrouwd en ze kregen vijf kinderen. “We hebben het heel erg goed gehad en Derk was een lieve man”, vertelt ze. Na een afnemende gezondheid overleed hij op 21 juni 2013 op 84-jarige leeftijd.

Er is een andere foto waarop ons oog valt.  Dat is hun dochter Greet, die nu 52 is. Zij heeft een beperking door zuurstofgebrek bij de geboorte en woont op ’s Koonings Jaght in Arnhem. “Het  tragische is”, verzucht Miep, “dat dit voorkomen had kunnen worden, als ik tijdig naar het ziekenhuis zou zijn gebracht.”

Eenmaal getrouwd, waren Miep en Derk in het huis van haar ouders gaan wonen. Maar hoe ging dat dan?, vragen wij ons af. En dan kwamen er ook nog vijf kinderen. Werd de woning verbouwd tot een dubbel woonhuis? Nee, niets daarvan. Het pas getrouwde stel trok gewoon bij de ouders in. Ze leefden met elkaar in één huis. En dan was er ook nog Jan, de 10 jaar oudere broer van Miep, die zijn hele leven vrijgezel is gebleven. Natuurlijk was het geven en nemen, maar dat is altijd goed gegaan. Maar je was er voor elkaar, ook toen haar ouders achteruit gingen. Ze werden liefdevol verzorgd en konden er tot aan hun dood blijven wonen.

In het rijtje foto’s ontbreekt broer Jan niet. Net als Miep is hij altijd in het ouderlijk huis blijven wonen tot hij in januari 2018 overleed. Jan was een bekende en geliefde figuur. Hij speelde orgel, vaak in de kerk van Terwolde en soms in Nijbroek. De laatste jaren van zijn leven trok hij als het maar even mogelijk was er met de scootmobiel op uit. Zo bleef hij mensen ontmoeten. Jan was dol op de kinderen van Miep en Derk en dat was wederzijds. Dat lieten ze ook heel mooi blijken op zijn drukbezochte begrafenis.

Jan en Derk hadden het boerenbedrijf van Mieps ouders in 1956 overgenomen en zij vertelt vol bewondering hoe goed beide zwagers altijd hebben samengewerkt. Maar door de MKZ kwam er helaas een voortijdig einde aan hun bedrijf. Dit was een zware klap. Alle zoogdieren met kalfjes die ze hadden, moesten worden vernietigd en daarna hebben ze geen nieuwe veestapel meer opgebouwd.

Ook de schapen van Frank, de jongste zoon, moesten worden afgemaakt. Frank heeft op het erf van het ouderlijk huis zelf een huis gebouwd, waar hij met Yvonne woont. Yvonne komt tijdens ons gesprek net even binnen en desgevraagd vertelt zij, dat alle Blauwe Tesselaars, waaronder veel zwangere dieren, werden vernietigd. Maar na de crisis werd het fokken weer opgepakt. Voor Frank, die in een garage werkt, is het houden van dit schapenras meer dan alleen een hobby. Het bord aan de weg, waarop staat Blauwe Tesselaars, schapenfokkerij” zegt genoeg.

“Wel is het zo”, zegt Miep, “dat wij veel meer weg konden toen we na de MKZ met het bedrijf gestopt waren. We genoten van de vakantiereizen, vooral Zwitserland maakte een grote indruk op ons.” Derk hoefde nooit zo nodig naar het buitenland, maar als ze  terug waren, had hij de grootste praatjes over alles wat ze beleefd hadden.

Nu haar broer Jan er niet meer is, is Miep dit jaar voor het eerst alleen in huis. Maar eenzaam is ze niet. Kinderen en kleinkinderen bezoeken haar regelmatig en vol trots vertelt ze, dat ze een paar weken eerder voor de tweede keer overgrootmoeder is geworden. Zij geniet met volle teugen van mensen om zich heen.

Wel kan ze merken dat de jaren beginnen te tellen. Ze zou graag wat kleiner willen wonen, maar voor ouderen zijn er in Nijbroek geen specifieke woningen. Misschien biedt in de toekomst een zorgwoning op het erf volgens de wet WMO een uitkomst. Weg uit Nijbroek? Dat ziet ze niet zitten. Aan het eind van ons gesprek zegt ze heel gedecideerd: “Nee, ik ben Nijbroek niet zat!”

Dit is het achttiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Weer thuis in Nijbroek

In de zomer van 2018 kwam Annie van Niersen-Vorselman vanuit Oene terug op haar oude vertrouwde stek aan de Veluwsedijk in Nijbroek. In de boerenwoning waar ze samen met haar man Freek had gewoond, woont nu haar zoon Frank met zijn gezin. Voor haar werd daarnaast een zorgwoning in het kader van de wet WMO gebouwd. In twee dagen stond het huisje er, maar er moest in en rondom nog wel heel wat gebeuren voordat ze er haar intrek kon nemen.

Freek en Annie waren na hun trouwen in het huis van zijn ouders gaan wonen. Hier hadden ze hun boerenbedrijf gehad, maar door de aanleg van de A50 was hun land niet meer vanaf huis te bereiken. Aangezien ze toch al plannen hadden om hun bedrijf uit te breiden, was dit het juiste moment om ergens anders te beginnen.

Hun oog viel op die boerderij aan de Veluwsedijk waar ze vanaf 1976 hun boerenbedrijf met melkvee, vlees- en opfokvarkens hadden. De veestapel werd behoorlijk afgebouwd, nadat ze in 1999 hadden besloten om hun melkquotum te verkopen. Toch hadden ze bij het uitbreken van de MKZ twee jaar later nog altijd 50 stuks vleeskoeien en jong vee.

De MKZ begon op een nabijgelegen bedrijf. Annie weet het nog heel goed. Hun buurt was de eerste waar al het vee werd geruimd. Dat ging allemaal wel zo onvoorstelbaar snel. Nog enkele dagen voor de ruiming werden er bij hen enkele kalveren geboren en de veearts die kwam, had zelf nog niets over de uitbraak van de MKZ gehoord. De besmetting hield iedereen in Nijbroek en omgeving bezig, maar het waren mensen van buiten die er een ramp van maakten. Die uitbraak vond plaats op een dinsdagmiddag. In diezelfde week werd er midden in de nacht geïnventariseerd hoeveel vee elke boer had – dat gaf volgens Annie weer hoe stiekem alles moest gebeuren – en op zaterdag begon men al het vee te ruimen.

Ruim 17 jaar later merk je nog altijd welk een grote impact de MKZ op de mensen uit Nijbroek en de omliggende dorpen heeft gehad. Annie was een van de woordvoerders van de Werkgroep Landbouw en Armoede, een landelijke actiegroep. Ze laat enkele mappen zien met allerlei krantenartikelen over de MKZ en met de correspondentie die ze met allerlei ambtelijke instanties, zoals LTO Nederland, heeft gevoerd. Haar secretaresseopleiding was daarbij goed van pas gekomen. Het was een onzekere tijd en de boeren voelden zich volkomen in de steek gelaten. De minister van landbouw en de ambtenaren die beslisten over het ruimen van de (gezonde) dieren, wisten zichzelf heel goed in de media te profileren, maar de boeren misten hun werkelijke betrokkenheid. Er zijn volgens Annie door beslissende instanties heel veel fouten gemaakt.

De toch al kenmerkende saamhorigheid van de inwoners van Polder Nijbroek kwam in deze tijd nog meer naar voren. Annie belegde met het actiecomité meerdere vergaderingen voor de boeren, hun leveranciers en andere bedrijven die bij de MKZ betrokken waren. Daarbij kon iedereen zijn verhaal kwijt. Er werd actie gevoerd, zelfs tot aan de Tweede Kamer. Met het actiecomité uit de buurt werd er gedemonstreerd bij het hek van de slachterij Gosschalk in Epe, omdat daar de dieren werden vernietigd. De toegang tot de slachterij hadden ze met tractoren geblokkeerd. Maar het gevoel bleef dat ze er alleen voorstonden. Wel was het medeleven dat Koningin Beatrix met haar onverwachte bezoek aan het getroffen gebied toonde voor velen een hart onder de riem.

Aan de andere kant had Annie er moeite mee, dat juist in die tijd van rouw Willem-Alexander en Maxima zich gingen verloven. Het gaf eens te meer aan, dat het leven buiten Nijbroek zijn gewone gang ging.

De besmetting bleef niet tot de dieren beperkt. De mensen hadden het gevoel zelf ook besmet te zijn geraakt, zelfs nadat alle dieren waren geruimd. Het leek wel dat je er op aangekeken werd. Annie weet dat nog heel goed. Toen ze in die tijd even met Freek een paar dagen op verhaal kwam in Limburg, hadden zij constant het gevoel, dat iedereen aan hen kon zien, dat ze uit het MKZ-gebied kwamen, alsof ze de besmetting zo aan anderen zouden kunnen overbrengen.

Voor de veehouders was het volkomen onduidelijk hoe het na het ruimen verder moest en op welke wijze ze financieel gecompenseerd zouden worden. Er werd op initiatief van de kerk in Oene een comité opgericht dat geld voor de gedupeerde boeren ging inzamelen, maar deze op zich goedbedoelde actie liep faliekant fout. De mensen die er over gingen, konden geen goede formule vinden om het geld te verdelen. De boeren hebben er niets van gezien. Het beheer van het geld werd uiteindelijk uit handen gegeven en het werd gebruikt voor een landgoed in Barneveld en voor het aanleggen van ruilverkavelingswegen.

De laatste koe van Nijbroek werd symbolisch op het kerkhof aan de Vaassenseweg begraven. Rond alle bomen langs de weg was een rouwband gebonden. Toen men bij het kerkhof aankwam, verscheen er opeens een regenboog aan de hemel. Dat heeft heel veel indruk op de mensen gemaakt, een teken van hoop op een nieuwe toekomst. De regenboog vind je terug in de MKZ-monumenten van Nijbroek en Terwolde. Het gedenkteken in Terwolde werd door haar overleden broer Johan Vorselman gemaakt en daar is Annie best een beetje trots op.

Na de crisis hebben Freek en Annie nog wel dikbilkoeien gehad. Deze dieren waren niet aan touwen gewend en ze waren behoorlijk wild. Het was daarom altijd een gevaarlijke klus om ze op stal te zetten. Als zo’n koe moest kalveren, moest je echt voelen of er ontsluiting was en de meeste kalveren kwamen via een keizersnee ter wereld.

Toen Annie haar verhaal vertelde, was het de dag ervoor precies 8 jaar geleden dat Freek was overleden, 28 oktober 2010. Er stonden in haar huisje een paar bloemstukjes, die ze bij wijze van troost van buren had gekregen. Het is heel fijn bijzonder dat mensen zo met je blijven meeleven. Dat is bijzonder en toch ook heel gewoon. In de tijd dat Freek ziek was, was er spontane zorg vanuit de buurt. Na zijn overlijden werd door de buren het condoleren georganiseerd, het verkeer werd geregeld en er waren dragers uit de buurt.

Annie heeft na het overlijden van haar man een aantal jaren in Oene gewoond, maar ze is onnoemelijk blij weer terug te zijn in Polder Nijbroek. Geboren in Twello, is dit haar thuis geworden.

Dit is het zeventiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Wonen in een open landschap

Het kan wel eens heel goed uitpakken als je je wooneisen moet bijstellen. Ronald Zuijderduijn en Sofie Bardoel waren op zoek naar een woning die vanwege werk en sociale contacten ten zuiden van Apeldoorn moest liggen. Beiden hadden een lang gekoesterde wens om in het buitengebied te wonen. Daarbij had Ronald de voorkeur voor een jaren dertig woning en voor Sofie was het belangrijk dat die woning in een weids landschap zou staan. Zij komt uit Leuth, een dorpje bij Nijmegen, waar ze genoot van de prachtige vergezichten. De hoop ooit zo iets voor zichzelf te hebben, had ze al lang opgegeven.

Ze hadden geen woning gevonden. Daarom besloten ze hun zoektocht naar “boven de A1” te verleggen en warempel in Nijbroek konden ze hun droom realiseren

Het huis voldeed aan hun eisen, karakteristiek, uit de jaren dertig, niet te groot en met een geweldig grote tuin met weidse uitzichten. En niet te vergeten betaalbaar, maar daarvoor moest er wel flink verbouwd worden. Het huis was de voormalige dienstwoning van het hoofd van de openbare school, de heer Vunderink. Zijn vrouw was hier tot aan haar overlijden in september 2013 blijven wonen.

Vol enthousiasme vertellen ze hoe goed het vanaf het moment dat ze er gingen kijken, voelde en hoe bijzonder het was, dat er meteen contact was met de mensen uit de buurt. Het huis moest geheel worden gestript, maar daar zagen ze helemaal niet tegenop. Het huis kon immers naar hun eigen wensen worden opgebouwd. Zo werd het echt een huis van henzelf waaraan ze hun eigen sfeer konden geven. Er werd vaart achter de verbouwing gezet, want het doel was om binnen twee maanden de woning klaar te hebben. Met behulp van vele vrienden werd de klus geklaard!

Ronald en Sofie zijn erg enthousiast over de plek die ze nu hebben. Het open landschap, het weidse uitzicht, waar Sofie zo naar had verlangd. Daarbij komt nog dat ze een deel van het aangrenzende perceel, dat tot de kerk behoorde, konden kopen. Zij mijmeren erover wat ze er allemaal mee kunnen doen, maar de plannen zijn nog niet concreet. Er is al wel een walnotenboom geplant en er zullen zeker nog meer vruchtbomen komen. Misschien ook wat dieren in de wei. Nu hebben ze alleen nog maar een hond en een kat.

De hond, Milo, heeft wat weg van een herder. Hij was in Roemenië op straat gevonden. Via een organisatie, die zich voor dit soort honden inzet, kreeg Milo asiel in Nederland. Hij werd bij een jonge vrouw in huis geplaatst, maar door omstandigheden kon zij hem niet langer verzorgen en vanaf dat moment heeft Sofie zich over hem ontfermd. Milo is bij haar in goede handen, want Sofie is hondengedragsdeskundige. “Het is een grote lieverd voor het gezin, luistert goed en is binnen een rustige hond. Desondanks is de hond nog niet geheel in onze samenleving geïntegreerd. Hij heeft een verleden en heeft de neiging zijn naasten goed te beschermen. Dat train je er niet zo maar uit, maar we zijn op de goede weg.” De kat vindt het allemaal wel best. Hij wacht op de brug tot ze van hun werk thuis komen en soms wandelt hij een eindje mee als ze Milo uitlaten.

Sofie en Ronald hebben in de korte tijd dat ze in Nijbroek wonen al veel fijne contacten binnen het dorp opgebouwd. Ze genieten van de rust en de stilte, althans dat zeggen ze, want ze lijken een druk bestaan te leiden en ze zijn bovendien nog altijd bezig met hun huis. Daarnaast helpt Sofie af en toe  als vrijwilliger in het Dorpshuis. Toen de werkgroep Polder Nijbroek werd opgericht, meldde ze zich gelijk aan als lid. Ronald vindt het project “Polder Nijbroek” een uitgelezen kans om als bewoner je invloed te laten gelden op de toekomst van het gebied. Hij is erg benieuwd hoe de acties, die hieruit voortvloeien, zullen uitwerken. Zelf wil hij graag meedenken over het verduurzamen van de polder.

Het wonen op de voor hen ideale plek willen ze met een ideale gedachte uitbreiden. Juist in dit poldergebied moet het mogelijk zijn om de kring, waaruit je je voedsel betrekt, kleiner te maken. Het lam, dat ze van de buurman kregen, was hiervan de eerste invulling. Ons voedsel kopen wij in de supermarkten en het komt van over heel de wereld. Dat vinden wij heel gewoon en iedereen doet er aan mee. Maar denk ecologisch en haal het van dichterbij. In Polder Nijbroek loopt overal melk- en slachtvee rond. Er wordt groente en fruit verbouwd. Al die streekproducten uit de Polder moeten ook hier aangeboden en gekocht worden, of misschien nog beter geruild.

Onmogelijk, niet te realiseren? Er zijn van die ideeën die als een mosterdzaadje gelanceerd worden en uiteindelijk een grootse uitwerking hebben.

Sofie en Ronald zijn blij met hun jaren dertig woning in het open landschap en Nijbroek mag blij zijn met deze mensen die met hun ideeën de Polder willen verrijken.

Dit is het zestiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Ons dagelijks brood

Op de keukentafel ligt het fotoalbum met de herinneringen aan het 50-jarig jubileum van de winkel van Arie van Gortel, vader van Alie Hamer. Ze laat de foto’s, felicitatiekaarten en krantenartikelen zien. Het is in de woonkeuken bij Alie en Gerrit Hamer lekker warm en gezellig op deze kille oktoberdag. In het weiland achter hun tuin loopt een aantal geiten. Bij de eerste regendruppels hollen ze naar binnen. Onder het keukenraam staat een mand met tijdschriften, een herinnering aan vervlogen tijden. Alie gebruikte die mand bij het venten van het brood.

Arie van Gortel en zijn vrouw Janneke kwamen uit Vaassen. Arie was bakker en iemand die ook in zijn vrije tijd niet stilzat. Hij was in 1923 medeoprichter van de Christelijke Gemengde Zangvereniging “Hosanna”, dat nog altijd bestaat. Het ondernemen zat Arie in het bloed. Hij zocht een geschikt pand voor een eigen bakkerij en die vond hij in 1931 aan de Benedenste Kruisweg in Nijbroek. “Hier in de keuken was toen de bakkerij“, vertelt Alie terwijl ze een lekker cakeje bij de thee uitdeelt, “maar mijn vader besloot in een aangrenzend vertrek een nieuwe bakkerij in te richten.” Er was ook nog een café aan de voorkant, maar dat wilde haar vader beslist niet voortzetten. Die ruimte werd tot  kruidenierswinkel omgebouwd.

In alle vroegte werd er tarwebrood gebakken, ook krenten- en rozijnenbrood. Tweemaal in de week bakte Arie roggebrood. Het bakken daarvan duurde wel 16 uur. Die roggebroden hadden een gewicht van 4 of 8 pond. Als er brood overbleef, dan werd dat aan hun twee koeien gevoerd. Invriezen was immers nog niet mogelijk.

De oven werd gestookt met rijshout, “riesemieten” noemden ze dat. Daarvan lag een hele berg achter het huis. Die berg takken kwam tijdens de oorlog goed van pas, want het was een ideale plaats om de fietsen onder te verbergen. Geen enkele fiets was immers veilig voor de Duitsers, zelfs kinderfietsen niet.

En dat herinnert Alie zich maar al te goed. Op een dag kwam er een Duitser die zo maar haar fietsje inpikte. In haar kinderogen was hij groot en dik. Alie begon vreselijk te huilen, maar de man trok zich daar niets van aan. Hij reed, hoe bestaat het, er op weg. Maar om als grote, dikke Duitser op een klein kinderfietsje te rijden, moet je wel een circusartiest zijn en dat was de man niet. Even verderop viel hij. Of uit frustratie, of misschien toch uit medelijden om het huilende kind liet hij het fietsje achter.

De spannendste momenten waren voor Arie wanneer zijn vrouw Janneke naar het 12 km verder gelegen Twello moest om de voedselbonnen in te leveren. Ze ging altijd samen met mevr. Jansen die aan het Dorpsplein een bakkerijwinkel had. Gelukkig hebben er zich nooit nare dingen voorgedaan.

“De oorlog was een tijd waarin je mensen leerde kennen”, zou Arie later in een kranteninterview vertellen. “Nooit heb ik mij ten koste van anderen verrijkt. Ik had op de zwarte markt bakken met geld kunnen verdienen, maar tot dat soort praktijken verlaagde ik me niet. Maar van bepaalde personen die ik toen geholpen heb, heb ik na de oorlog niets meer gehoord.” Doelde hij op de mensen die bij hem ondergedoken hadden gezeten of op de mensen die hij voedselhulp gaf?

Arie was principieel. Op zondag was en bleef de winkel gesloten. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen en heeft hem ook klanten gekost. Gas en elektriciteit waren er in die tijd in Nijbroek nog niet en het kwam voor, dat er mensen op zondag zonder kousjes voor hun petroleumstel zaten en bij Arie aanklopten. Zij werden niet geholpen, want Arie vond dat men hierop van te voren beter had moeten letten. Daarentegen stond hij altijd klaar, ook op zondag, als er zich onverwacht een probleem voordeed. Iemand was plotseling ziek geworden en had aspirine nodig. Een babyflesje was gebroken en er moest een nieuwe komen. Op zondag gaf hij het mee zonder dat hij geld daarvoor wilde.

Arie en Janneke van Gortel hadden als een van de weinigen in de omgeving telefoon. Maar deze telefoon werd niet alleen door henzelf gebruikt. Er moesten boodschappen aan mensen worden doorgegeven. Wanneer er een dokter of een veearts nodig was – en dat kon midden in de nacht zijn – ging Janneke vaak eerst nog even kijken, hoe ernstig de situatie was alvorens te bellen.

Als dochter van een middenstander hielp Alie al vroeg in de zaak mee. Toen ze eenmaal achttien was, was het nodig dat ze zo gauw mogelijk haar rijbewijs haalde, zodat het brood met de auto rondgebracht kon worden. Ze is er trots op de eerste vrouw in Nijbroek met een rijbewijs te zijn.

Een aantal wegen in de Polder was wel verhard, maar meestal alleen met grind. De onverharde wegen waren zo slecht, dat het Arie zelfs een keer was overkomen, dat hij met zijn transportfiets over de kop sloeg en in de wetering terechtkwam. Met een nat pak kwam hij bij zijn hevig geschrokken vrouw. “Ach, alleen maar drie broden verdronken”. Die laconieke humor was hem eigen. Toen Alie haar vader, die op de brommer reed, eens bijna onder de auto kreeg en ze hem daarover verwijtend aansprak, zei hij: “Nou en, dan had er in de krant gestaan: dochter overrijdt vader”.

Het bezorgen van het brood met de auto bleek ook een hele opgave, zelfs als de weg met grind verhard was. Vaak kon Alie met haar auto de boerenerven niet op en moest ze een heel eind met haar broodmand lopen. Dat was vooral moeilijk op winterse dagen, zeker in de winter van 1963, die als de koudste van de vorige eeuw te boek staat. De auto was vaker dan eens helemaal ingesneeuwd. Gelukkig was er altijd die aardige postbode, die haar hielp om hem uit te graven. Op haar beurt nam Alie de post mee, die ze met het brood bezorgde. Alie was ook blij dat er ook nog iemand was, die haar die winter zo maar spontaan hielp met het bezorgen.

In maart viel eindelijk de dooi in. Met het ontluiken van de eerste voorjaarsbloemen, kwam ook de lente in Alies leven tot bloei. Gerrit, meubelmaker, was geboren in Terwolde en zijn ouders waren toen hij acht jaar oud was naar het Breestuk in Nijbroek verhuisd. De naam Hamer komt al eeuwen in Polder Nijbroek voor. Gerrit zou zo maar een afstammeling kunnen zijn van Gijsbertus Hamer, die in de 14de eeuw landontginner in de Polder was en een kleinzoon had, die Gherit heette.

In 1965 zijn Gerrit en Alie getrouwd. Het huis van Alies ouders was groot genoeg om er twee woningen van te maken en zo mocht het jonge stel zich vanaf hun eerste huwelijksdag in deze tijd van grote woningnood met een eigen onderkomen gelukkig prijzen.

In zijn vrije tijd hielp Gerrit mee in de zaak van zijn schoonvader. Vooral op vrijdagavond moest er flink aangepakt worden om alle boodschappen, die de volgende dag moesten worden afgeleverd, in te pakken. Maar de zangrepetities op die avond bij het Nijbroekse koor “Oefening en Stichting”  liet hij zich niet afpakken.  Na haar trouwen werd Alie ook lid van het koor van Gerrit, waarvoor hij al sinds tientallen jaren vrijwilligerswerk doet.  Toen het 75-jarig bestaan van het koor samenviel met het 60-jarig lidmaatschap van Gerrit, werd hem tijdens het jubileumconcert door burgemeester Jos Penninx een lintje uitgereikt. Gerrit bleef er rustig onder, maar Alie kon van alle opwinding de hele nacht daarna niet slapen.

De kruidenierswinkel bleef voor de Arie van Gortel zijn grote passie, ook nadat zijn vrouw was overleden, ook nadat hij zelf geen brood meer bakte. Voor het 50-jarig jubileum had de buurt tot zijn verrassing alles versierd en het was goed te zien, hoe de mensen meeleefden. “Ik hoop”, zo zei deze diepgelovige man, “dat God het mij geeft, dat ik tot het einde de winkel mag houden.” En de krant kopte: “Na een halve eeuw gaat hij rustig door met zijn werk”. Nog zes jaar zou de winkel aan de Benedenste Kruisweg open zijn. De laatste jaren van zijn leven ging Arie steeds verder achteruit en in 1987 is hij op zijn 88ste verjaardag overleden. Met zijn heengaan verdween ook voorgoed een van de laatste winkels in Polder Nijbroek.

Dit is het vijftiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Een plek onder de zon

Vanuit hun open keuken zien Tom Vissers en Els Nijenhuis de ochtendzon opkomen. En het is voor hen heerlijk om in de middag en avond in de kamer of op het terras van de zon te genieten, terwijl ze uitkijken over de uitgestrekte weilanden in de richting van Geerstraat. Hier is hun plek onder de zon. Met hun kinderen Luuk en Sara van respectievelijk drie en anderhalf jaar oud wonen zij in het nieuwe wijkje dat ruim 6 jaar geleden werd opgeleverd. Het bekende lied van René Froger was in hun kindertijd hun grote favoriet. Nu hebben ze zelf een eigen huis en waar René simpelweg wel eens wat gelukkiger zou willen zijn, geldt dit voor Tom en Els absoluut niet.

Het stel zocht een woonplek niet te ver van hun werk. En wat doe je dan? Dan trek van je vanuit je – toen gezamenlijke – werkplek een cirkel om naar een woning te zoeken. Zo kwam Nijbroek in beeld, een dorp waarvan ze nog nooit gehoord hadden. Vanaf het eerste moment waren ze helemaal weg van de plek waar hun toekomstige woning gebouwd zou worden.

Het was een goede keuze. O, er was eerst zeker een vooroordeel. Kleine boerendorpen, daar kom je toch moeilijk tussen? Als dat al zo zou zijn, dan zeker niet in Nijbroek. Je wordt overal bij betrokken. Ze woonden er nog maar net toen het Dikke Mik feest begon. Een buurvrouw nam hen mee en zorgde er voor dat ze gelijk al veel mensen leerden kennen. Tom en Els hadden al gauw door, dat mensen die hier betrokken zijn bij de diverse, en soms heel verschillende activiteiten en verenigingen op allerlei manieren samenwerken.

Hoe twee heel verschillende organisaties elkaar kunnen vinden, bewees het beachvolleybaltoernooi op zaterdag 15 september. Dat weekend ging het nieuwe kerkseizoen van start. Kerk en Dorpshuis, vonden elkaar om dit toernooi te organiseren. Het werd een groot succes, maar daar leek het eerst niet op. Op de sluitingsdatum had zich nog maar één team aangemeld, terwijl er op tien ploegen was gerekend. Die kwamen er wel, maar pas drie dagen later. Dat typeert de mentaliteit in Nijbroek. Je kunt op de mensen rekenen, maar verwacht niet dat men al dagen, laat staan weken van te voren, bezig is om zich ergens voor op te geven.

In een gemeenschap waar je je zo opgenomen voelt, blijf je niet buitenspel staan. Op woensdagavonden gingen Tom en Els als vrijwilliger bardiensten in het Dorpshuis draaien. Al gauw zag Tom in, welke spilfunctie het Dorpshuis heeft binnen de Polder Nijbroek. Daarom meldde hij zich aan toen een bestuursfunctie vacant werd. Inmiddels is hij nu voorzitter. Dit vrijwilligerswerk kan hij alleen doen doordat Els hem daarin volledig steunt. Op haar beurt verleent  ook zij nog wel eens als vrijwilliger allerlei hand- en spandiensten.

Tom en Els maken deel uit van Stan (netwerk van burgerhulpverleners in reanimatiesituaties) in Polder Nijbroek. Zij vinden het belangrijk om naar hun medemensen om te kijken. Zelf hebben ze ook ervaren hoe Nijbroekers met hen meeleefden toen Luuk werd geboren. Om zijn geboorte dorpskundig te maken, had Tom een speciale geboorteapp aangelegd. Toen het heugelijke nieuws eenmaal geappt was, schakelde een aantal mensen na hun felicitaties de groepsapp uit. Maar ze kwamen daar snel op terug. Het ging die eerste weken niet goed met Luuk. Zo leefde iedereen met hen in deze eerste spannende weken van zijn leventje mee. Op 28 december kwam Luuk thuis. In de Nieuwjaarsnacht ging de baby mee naar buiten toen Els en Tom naar het vuurwerk bij het Dorpshuis gingen kijken. Ze waren verrast van al die warme reacties die ze daar kregen,  diep onder de indruk hoe een heel dorp met je begaan is als het niet goed gaat.

In het nieuwe wijkje hebben ze gezellige, vaak nog jonge buren. Hoewel ze elkaar bij allerlei activiteiten in het dorp tegenkomen, willen ze ook wel eens graag wat met elkaar doen. Zo kan er spontaan een barbecue of een ander feestje georganiseerd worden, waaraan iedereen zijn steentje bijdraagt.

Het is voor Tom en Els heerlijk om rustig over straat met Luuk en Sara naar de speeltuin te wandelen of om de pony’s wat te eten te geven. Ze hopen dat de kleintjes ook eens zullen beseffen wat een geluk ze hebben in deze prachtige omgeving op te groeien, in een plek onder de zon, ook als het regent.

Dit is het veertiende verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.

Pagina 1 van 3

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén