In Nijbroek zijn tijdens de oorlog nooit die verschrikkelijke dingen gebeurd die er in veel andere delen van het land wel zijn voorgevallen. Nooit werd er iemand opgepakt, laat staan geëxecuteerd en er zijn ook geen razzia’s gehouden. Op het kerkhof zul je tevergeefs naar oorlogsgraven zoeken.
Tijdens de oorlog was Henk van Eek nog een jongen. Hij put uit zijn eigen herinnering en uit de verhalen die hij gehoord heeft over de oorlogstijd in Nijbroek.
Meer nog dan anders was Nijbroek in die dagen een hechte gemeenschap. De dominee was Duitsgezind en lid van de NSB. Toch was hij op geen enkele manier fanatiek en hij heeft nooit iemand verraden. Vanaf de kansel werd ook nooit over politiek gesproken. Wel dachten de mensen, als de dominee bij de NSB is, dan kan dat toch niet zo slecht zijn, dus waren er meer NSB-ers in Nijbroek zonder daar verder een grote politieke waarde aan te hangen. Zo ging eigenlijk iedereen zijn eigen gang.
Natuurlijk was niet iedereen even blij met de Duitse gezindheid van sommige Nijbroekers. En om daar een keer uiting aan te geven, schilderde iemand ’s nachts een van de koeien van zijn NSB-buurman helemaal oranje. Hoewel bekend werd wie het gedaan had, bleven ze gewoon goede buren. Dit tekende een beetje de sfeer in het dorp.
Na de slag om Arnhem in september 1944 trokken de evacuees de Veluwe over. En wie in Nijbroek kwam, kon er op rekenen te worden geholpen. Er werd dan clandestien geslacht en er werd van de toch al berooide mensen geen geld gevraagd.
Ook tijdens de hongerwinter kwamen er mensen uit het westen naar onze streek. Op Henk maakten vooral de kindertransporten uit Amsterdam, soms ook uit Rotterdam, veel indruk. De kinderen kwamen met de trein in Deventer aan. Henks vader was diaken van de kerk en hij organiseerde de ontvangst en het verdere transport van de kinderen. Ze werden met paard en wagen uit Deventer opgehaald en ze gingen over de dijk langs de IJssel naar Nijbroek en omgeving. Dat was niet ongevaarlijk. De geallieerden lagen al aan de overkant en die schoten op alles wat bewoog. Zo is ook een van de transporten van zijn vader een keer beschoten. Alle kinderen moesten uit de wagen en zich schuilhouden tot men doorhad dat het hier om een hulptransport met kinderen ging. Iedereen is veilig aangekomen. De dankbaarheid van de mensen, die geholpen werden, was groot. Velen zijn contact blijven onderhouden en hebben hun weldoeners in Nijbroek nog vaak opgezocht.
Hoewel de mensen in Nijbroek niet werden opgepakt om naar werkkampen in Duitsland gestuurd te worden, kregen ze wel allerlei taken in de buurt toebedeeld. Zo moesten er loopgraven langs de IJssel komen om de oprukkende geallieerde troepen tegen te houden. De dorpelingen dienden zich te melden om mee te helpen graven. Had je nu een dag geen zin of kon je echt niet, dan regelde de dominee voor jou wel een “geldig” excuus om weg te blijven.
Bovendien moest er ’s nachts gepost worden bij hooibergen en bij de manege aan de Blikkenweg in Terwolde. Er waren groepen actief die het er op gemunt hadden om deze plaatsen in brand te steken. De mensen moesten door weer en wind op de fiets, vaak naar Twello, en bij het wachtlopen was men uiteraard niet bewapend. Dat was voor de meesten erg spannend en ook wel erg dubbel. Want je waakte voor de vijand en wat moest je doen als je oog in oog kwam te staan met een verzetsstrijder?
Een van de mensen die moest posten, woonde op de Geere. Hij was een verstokt roker, maar hij wist dat het meenemen van rookgerei en zeker van lucifers ten strengste verboden was. Toch dacht hij de Duitsers om de tuin te kunnen leiden. Onder het zadel van zijn fiets had hij zijn tabak, vloeitjes en lucifers verstopt, ervan overtuigd dat de Duitsers dat niet zouden vinden. Maar natuurlijk kende men die truc en tijdens het posten had men de spullen gevonden. Hij kon niet anders dan bekennen dat ze van hem waren. Hij verwachtte te zullen worden gearresteerd. Maar dat gebeurde uiteindelijk niet en hij mocht gewoon naar huis en hij is zijn hele leven lang blijven roken.
Fietsen waren er dus nog in Nijbroek, al moesten ze wel verstopt worden, zeker tijdens het laatste oorlogsjaar. Die fietsen verborg men vaak in een stukje bos dat zich rechts aan het einde van de Monnikenweg bevond. Maar niet alleen fietsen, ook paarden, want in de hongerwinter werden alle paarden door de Duitsers in beslag genomen. Alleen de paarden van de bewoners van de Monnikenweg bleven gespaard. Toen ter ore kwam, dat men de paarden moest inleveren, verstopte men die gauw in dat bosje. Om beurten bewaakten de boeren overdag die plaats en gaven ze de dieren water en hooi. Volgens Henk van Eek waren het twee paarden van zijn vader, ook twee paarden van Jan Kers, drie van de fam. Stenfert en verder een paard van Lucas Veldhuis en van fam. Van Vemde.
Het is heel wonderlijk dat er in Nijbroek tijdens de oorlog nooit iets ernstigs is voorgevallen. Zelfs bij de bevrijding in april 1945 heeft het dorp maar drie dagen onder vuur gelegen, terwijl in de omliggende dorpen en buurtschappen de beschietingen wel drie weken duurden. Mensen hielpen elkaar, aan welke kant je ook stond. Zo kon het zelfs zijn, dat op Lommerlust waar tijdens de oorlog Joden ondergedoken hadden gezeten, ook de NSB-burgemeester van Groningen even een veilig onderkomen vond.
En die dominee dan? Hij werd uiteraard na de oorlog afgezet en mocht de eerstkomende vijf jaar niet meer preken.
Dit is het vierde verhaal in de reeks Nijbroekers in beeld, geschreven door Herman van den Nieuwendijk. Herman is onderdeel van de werkgroep Polder Nijbroek en woont aan de Dijkhuizenweg.